Nieuwste berichten
Berichten over Wetgeving
Gebiedsgerichte uitwerking Nitraatrichtlijn : mogelijkheden en beperkingen
2 mei 2011
Dit rapport gaat over de implementatie van de Nitraatrichtlijn. De vragen betreffen de mogelijkheden van (1) uitzondering van grondgebied van toepassing van de Nitraatrichtlijn, (2) een verdergaande differentiatie binnen het Nitraatactieprogramma en (3) integratie van de uitwerking van de Nitraatrichtlijn met die van de Kaderrichtlijn Water. Juridisch mogen gebieden uitgezonderd worden, mits onderbouwd, en ook verdergaande differentiatie in gebruiksnormen en voorschriften is mogelijk binnen de randvoorwaarden van de Nitraatrichtlijn. Bij differentiatie valt zowel landbouwkundig als milieukundig winst te boeken. De onderbouwing vraagt echter de nodige aandacht. De kosten voor overheid en burger zullen toenemen bij een differentiatie die beduidend verder gaat dan het huidige Nitraatactieprogramma. Het Nitraatactieprogramma is onderdeel van stroomgebiedbeheersplannen. Verdergaande integratie is onmogelijk, omdat niet aan alle eisen van de Nitraatrichtlijn kan worden voldaan in stroomgebiedbeheersplannen. Ook de motie Van der Vlies beperkt in de praktijk een verdergaande integratie. Synergie is wel te bereiken op het gebied van monitoring. Lees verder
Ex ante analyse van het stelsel van gebruiksnormen voor mest en mineralen in de landbouw
2 mei 2011
Dit rapport bevat een beschrijving van het systeem van gebruiksnormen in de verfijnde variant, een beschrijving van de onnauwkeurigheden in het systeem, de beweging van de mestmarkt en de kosten van het nieuwe mestbeleid. Tevens wordt ingegaan op de kansen op vrijwillige naleving van het mestbeleid en de plaats van controle en sanctionering daarin. Daarnaast worden de belangrijkste probleemgebieden voor de handhaving behandeld: de afvoer van mest en de aanvoer van kunstmest. Tot slot komt de administratieve en fysieke controle en de sanctionering aan de orde Lees verder
Werken met het nieuwe mestbeleid op Koeien&Kansen-bedrijven
2 mei 2011
Het doel van deze rapportage is om de in het najaar van 2004 geactualiseerde bedrijfsplannen voor de Koeien&Kansen-bedrijven als reactie op het nieuwe beleid in beeld te brengen, met de verwachte gevolgen voor het inkomen. In 2005 zijn de bedrijven begonnen met het implementeren van de plannen. Als bijlage worden per bedrijf de ervaringen in het eerste jaar gegeven. De ervaringen in 2005 en de invulling in 2006 van de ‘verfijnde aangifte mestproductie’ zullen doorwerken in de bedrijfsopzet en bedrijfsvoering in de komende jaren. In vervolgrapportages zullen die veranderingen worden vastgelegd en geanalyseerd Lees verder
Uit de mest- en mineralenprogramma’s : van oud naar nieuw: MEBOT vergelijkt de uitwerking van het nieuwe mestbeleid met Minas
2 mei 2011
Het voorgenomen nieuwe mestbeleid gaat uit van gebruiksnormen. Welke consequenties de gebruiksnormen hebben voor bedrijven is en wordt nog steeds onderzocht. Modellen kunnen hierbij ondersteunen. Om dit te kunnen doen wordt in het onderzoeksprogramma MEBOT ontwikkeld dat zowel de gevolgen van gebruiknormen op de bedrijfsvoering als de gevolgen voor milieuparameters laat zien. Dit onderzoeksmodel kan ingezet worden als ondersteuning van het implementatieproces van het nieuwe mestbeleid Lees verder
Land- en tuinbouw nog steeds de grootste afnemers van groencompost
2 mei 2011
In januari van dit jaar is er onder BVOR-leden een enquête gehouden met vragen over de afzet van compost en zwarte grond in 2006. Er werd met name gevraagd naar welke sectoren de afzet in 2006 is gegaan. In 2006 vielen compost en zwarte grond voor het eerst onder de gebruiksnormen. Vóór dat jaar was zwarte grond vrijgesteld van minasverplichtingen. Compost telde toen al wel mee voor het Mineralen Aangifte Systeem (MINAS) dat in 2006 werd vervangen door het stelsel van gebruiksnormen. Eenzelfde enquête is eerder gehouden over het jaar 2004 zodat nu vergeleken kan worden Lees verder
Vertraging van biologische zeugen naar de weide om mineralenverlies te verminderen
2 mei 2011
Zeugen die tijdelijk op de verharde uitloop werden tegengehouden waren ’s ochtend minder in de weide en mestten gedurende de dag 25 % meer op de uitloop en 7 % minder in de weide dan zeugen die onbelemmerd naar de weide konden komen Lees verder
Chrysant centraal in onderzoek emissie kasgrondteelten
2 mei 2011
Wat is wel en niet mogelijk als het gaat om gebruik en emissie van mest en gewasbescherming in bedekte grondteelten? Vooral op en nabij chrysantenbedrijven wordt het onderzocht Lees verder
Representativiteit van de locatie Loon op Zand in het bufferstrokenonderzoek
2 mei 2011
Alterra doet in opdracht van LNV onderzoek naar de effectiviteit van bemestingsvrije perceelsranden op de uitspoeling van stikstof en fosfaat naar het oppervlaktewater. Hiertoe zijn op vijf locaties proefopstellingen geïnstalleerd waar de kwaliteit van het water dat uit het perceel komt gemeten wordt. De proefopstelling bestaat uit twee 5 m brede bakken, een bufferbak en een referentiebak, die in de sloot grenzend aan het perceel gebouwd zijn. Langs de bufferbak ligt een strook van 5 m die niet bemest wordt; langs de referentiebak wordt op gangbare wijze bemest. Bij de proefopstelling in Loon op Zand is het gemeten debiet dat van het perceel de bakken in komt veel lager dan het theoretisch berekende. Bovendien is er een groot verschil in gemeten debiet tussen de beide bakken. Doel van dit aanvullend onderzoek is: (i) te verklaren waardoor het komt dat het afwaterend oppervlak naar de bakken in Loon op Zand zo klein is; (ii) te beoordelen of de locatiekeus achteraf gezien ongeschikt is of dat deze variatie in dit hydrologisch profieltype ‘e’ gebruikelijk is. Dit onderzoek is beperkt tot de onmiddellijke omgeving van de proefopstelling in Loon op Zand (maximaal 50 m uit de sloot). Hier zijn gedurende enkele maanden grondwaterstanden gemonitoord. De representativiteit van de opstelling is onderzocht met behulp van bestaande datasets afkomstig uit bodem- en grondwaterkarteringen die binnen hydrologisch profieltype ‘e’ vallen. Er worden hiervoor geen extra grondwaterstandmetingen gedaan. Uit de isohypsenbeelden blijkt dat het freatisch grondwatervlak in de proeflocatie Loon op Zand zeer variabel (grillig) is. Deze grilligheid hangt samen met de sterk wisselende begindiepte en dikte van de lössleemlaag zoals die in het proefperceel in Loon op Zand voorkomt. Een dusdanig variabel grondwaterstandsvlak is alleen met een grote onzekerheid of via gedetailleerd meten, nauwkeurig in beeld te brengen. De invloedsafstand van de sloot op het afwateringspatroon is met ca. 15 m geringer dan verwacht. Dit blijkt uit drie verschillende benaderingen. Uit analyse van de meetgegevens van de bakken volgt eveneens een gering afvoerend oppervlak. De gesimuleerde stromingspatronen naar de afwaterende perceelssloot zijn als gevolg van het grillige grondwatervlak ook zeer grillig en zorgen voor een grote ruimtelijke variatie in afvoerpatronen naar de sloot. Door de variatie in afvoerpatronen kunnen afvoerdebieten naar dicht bij elkaar gelegen opvangbakken grote verschillen vertonen. Om de verhouding tussen de ondiepe en diepe afvoer voor andere locaties in profieltype ‘e’ vast te stellen is inzicht in de weerstand van de (kei)leemlaag van groot belang. Veelal is het doorlaatvermogen van het onderliggende watervoerende pakket groot en het doorlaatvermogen van het freatische pakket gering, dit maakt dat de grootte van de c-waarde sterk bepalend is voor de verdeling. Uit de rekenresultaten van het NHI kunnen we concluderen dat deze hydrologische situatie, zoals waargenomen te Loon op Zand, in grote delen van het profieltype ‘e’ voorkomt. Lees verder
Aanscherping gebruik fosfaat geen probleem
2 mei 2011
In de nieuwe mestwetgeving wordt ook het gebruik van kunstmestfosfaat beperkt. De vrees bestaat dat dit ten koste gaat van de bodemvruchtbaarheid en leidt tot opbrengstverlies. Resultaten van onderzoek geven aan dat deze vrees onnodig is. De gebruiksnorm is voor veel akkerbouwgewassen voldoende hoog. Wel dwingt de nieuwe mestwetgeving de akkerbouwers zorgvuldig met de fosfaatbemesting om te gaan. In de periode 2010-2015 wordt gesproken over een verdere verlaging van de gebruiksnorm. Dan wordt het nog belangrijker om de beschikbare hoeveelheid fosfaat zo efficiënt mogelijk in te zetten. Bedrijfssystemen met een aanzienlijk aandeel fosfaatbehoeftige gewassen (aardappelen en bladgewassen) kunnen dan wel geconfronteerd worden met een opbrengstverlies. Voor gronden met een aantoonbare lage fosfaattoestand (o.a. fosfaatfixerende gronden) wordt in de wetgeving een voorziening getroffen voor een verhoogde gebruiksnorm. De resultaten van veeljarige veldproeven geven aan dat de akkerbouwers niet bang hoeven te zijn dat de fosfaattoestand van de grond snel achteruit zal lopen als gevolg van de de nieuwe mestwetgeving. De gebruiksnorm voor fosfaat is voldoende hoog. Wel dwingt de nieuwe mestwetgeving de akkerbouwers zorgvuldig met de fosfaatbemesting om te gaan Lees verder
Verdediging van Nederlands milieubeleid in Brussel wordt ’n opgave
2 mei 2011
Douwe Jonkers, manager Landbouw, Mest en Mineralen bij het ministerie van VROM en namens VROM lid van het Europese Nitraatcomité voert samen met collega’s onderhandelingen over het derogatiebeleid in Brussel. Volgens hem zijn maatregelen op bedrijfsniveau nodig om het Nederlandse milieubeleid te kunnen verdedigen Lees verder