Nieuwste berichten
Berichten over Wetgeving
Uit de mest- en mineralenprogramma’s : milieukundige effecten van graslandvernieuwing
5 augustus 2011
Het scheuren van grasland kan leiden tot stikstofverliezen. Bij graslandvernieuwing moet daarom de afweging worden gemaakt tussen de landbouwkundige en milieukundige gevolgen. In 2002-2004 is experimenteel onderzoek uitgevoerd naar de landbouwkundige en milieukundige effecten van tijdstip en methode van graslandvernieuwing. In dit informatieblad worden de belangrijkste resultaten met betrekking tot de milieukundige gevolgen van graslandvernieuwing besproken. Het informatieblad 398.83 gaat in op de landbouwkundige resultaten. De resultaten worden weergegeven in de rapporten van Dolfing et al. (2004) en Hoving & Velthof (2005) Lees verder
Uit de mest- en mineralenprogramma’s : lot van N-overschot
5 augustus 2011
Het Nederlandse mestbeleid is erop gericht om de belasting met stikstof en fosfaat van grond- en oppervlaktewater terug te dringen. STONE is een belangrijk rekeninstrument voor de evaluatie van dat beleid. In MINAS en MILIEU, het rapport van de evaluatie van de Meststoffenwet in 2002 (EMW 2002), zijn STONE berekeningen gebruikt om het effect van verschillende beleidsscenario’s op de stikstof en fosfaatbelasting van het water te bepalen. Een verlaging van de stikstofbelasting van de bodem met, bijvoorbeeld 25%, leek gepaard te gaan met een veel kleinere verlaging van de stikstofbelasting van het oppervlaktewater. Met andere woorden: het systeem leek erg inelastisch te zijn. Een goede aanleiding om de STONE resultaten eens aan een nadere beschouwing te onderwerpen. De resultaten van de evaluatie van de STONE uitkomsten zijn weergegeven in een rapport (De Willigen e.a. 2003) en ze worden hier in het kort besproken Lees verder
Uit de mest- en mineralenprogramma’s : nitraatconcentraties naast en onder een bufferstrook
5 augustus 2011
De belasting van het oppervlaktewater met nutriënten is in veel gebieden in Nederland te hoog. De afgelopen decennia zijn verschillende brongerichte maatregelen genomen om de stikstof (N) en fosfor (P) verontreiniging te verminderen, bijvoorbeeld door aanscherping van het mestbeleid. Wat betreft de efficiëntie van verschillende maatregelen is (nog) weinig literatuur voorhanden die van toepassing is op de Nederlandse situatie. In het bijzonder kwantitatieve informatie over de effectiviteit van bufferstroken (bemestingsvrije perceelsranden) in het verminderen van N- en P-uitspoeling voor Nederlandse omstandigheden ontbreekt. Daarnaast zijn enkele modelberekeningen voor bufferstrooksituaties uitgevoerd. Om een juiste indruk te krijgen van de effectiviteit van een bufferstrook zou de vrachtbelasting van het oppervlaktewater (slootwater) gemeten moeten worden in een situatie met en een situatie zonder aanwezigheid van een bufferstrook. Dit type onderzoek is echter vrij kostbaar (zie ook ‘Ten slotte’). In het kader van programma 398-II is onderzoek verricht om inzicht te krijgen in de veranderingen in N- en P-concentraties in het bovenste grondwater als functie van de tijd en afstand tot de sloot in een akkerbouwperceel (zand, vlak, ongedraineerd) met een onbemeste grasbufferstrook langs de sloot. Dergelijke veranderingen zijn het gevolg van consumerende, zoals denitrificatie en gewasopname, of eventueel producerende processen Lees verder
Uit de mest- en mineralenprogramma’s : toetsing van het integrale milieumodel INITIATOR2 op resultaten van referentiemodellen en meetgegevens
5 augustus 2011
In het Informatieblad “INITIATOR2” is een korte beschrijving gegeven van het model INITIATOR2. Voorbeelden van gevolgen van effecten van maatregelen zijn geïllustreerd in het Informatieblad “Regionale analyse van milieueffecten van maatregelen in de landbouw”. In dit informatieblad wordt aandacht geschonken aan de validatie van INITIATOR2, waarbij de modeluitgangen van INITIATOR2 zijn vergeleken met die van (i) referentiemodellen (het Mest-AmmoniakModel (MAM) voor de ammoniakemissie; de IPCC-methode voor de lachgasemissie; het STONE model voor de uitspoeling van nitraat naar grondwater) en (ii) veldmetingen van de concentratie van nitraat in het bovenste grondwater Lees verder
Uit de mest- en mineralenprogramma’s : regionale analyse van milieueffecten van maatregelen in de landbouw
5 augustus 2011
In dit informatieblad worden enkele voorbeelden van berekeningen van uitspoeling van zware metalen en emissies van fijn stof en broeikasgassen in Oostelijk Brabant beschreven. De uitgangspunten en de overige resultaten, inclusief die van de drie andere gebieden, staan beschreven in het rapport van Velthof et al. (2005) Lees verder
Uit de mest- en mineralenprogramma’s : sturen op nitraat: ontwikkeling en toetsing van nitraatindicatoren
5 augustus 2011
Nederland moet aan de doelstelling van EU-Nitraat Richtlijn voldoen en ondermeer een grondwaterkwaliteit realiseren die overeenkomt met een nitraatgehalte < 50 mg/l. Er is een traject ingezet om N-verliezen te beperken, maar desondanks zouden vanaf 2003 voor de droge zandgronden mogelijk aanvullende maatregelen nodig zijn. Maatwerk werd voorzien, en daarom werd een systematiek bepleit om effecten van maatregelen af te meten aan verandering van het nitraatgehalte van het grondwater. Daarvan werd een verbeterde grondslag verwacht voorverder N-beleid, zouden individuele boeren op bedrijfsniveau locatiespecifieke maatregelen kunnen ontwikkelen, zouden drinkwaterbedrijven en regionale overheden op basis van metingen afspraken met boeren kunnen maken over maatregelen en zou informatie worden verkregen voor evaluatie van gebiedsgericht mestbeleid, als aanvulling op het landelijk meetnet mestbeleid. Het project Sturen op Nitraat werd gestart in 2000 om de mogelijkheden en bruikbaarheid te onderzoeken van methoden voor het bepalen van het nitraatgehalte. In dit Infoblad wordt ingegaan op de ontwikkeling van indicatoren en hun bruikbaarheid Lees verder
Uit de mest- en mineralenprogramma’s : aanvoer van organische stof naar landbouwgronden
5 augustus 2011
Organische stof speelt een belangrijke rol bij allerlei chemische, fysische en biologische processen en functies in een bodem, zoals structuur, vochthuishouding en nutriëntenlevering. Het mestbeleid heeft geresulteerd in een vermindering van de belasting van landbouwgronden met stikstof en fosfaat met meer dan 30 procent sinds de invoer van het mineralenaangiftesysteem (MINAS) in 1998. Deze vermindering is gerealiseerd door minder gebruik van kunstmest en dierlijke mest. Een mogelijk neveneffect hiervan zou kunnen zijn dat de aanvoer van organische stof naar landbouwgronden is teruggelopen. Er is berekend of er in de periode 1995 tot 2002 veranderingen zijn opgetreden in de aanvoer van effectieve organische stof naar landbouwgronden via de belangrijkste bronnen dierlijke mest, gewasresten en andere organische producten. Effectieve organische stof is de organische stof die één jaar na toediening aan de bodem nog niet is afgebroken. De berekeningen zijn op nationaal niveau uitgevoerd en zijn gebaseerd op CBS-statistieken en literatuurgegevens Lees verder
Uit de mest- en mineralenprogramma’s : sturen op nitraat: de boer als milieumanager
5 augustus 2011
In dit infoblad wordt aangegeven op welke wijze gebruik kan worden gemaakt van deze Nmin indicator om het gemiddeld nitraatgehalte van het grondwater op een landbouwbedrijf te bepalen. De basis daarvoor is een set van relaties tussen Nmin (najaar) en het nitraatgehalte van het bovenste grondwater in het voorjaar die door het project Sturen op Nitraat is vastgesteld en getoetst op zowel bedrijfsniveau als regionaal niveau (infoblad85). Deze relaties zijn geldig voor de meeste zand- en lössgronden, drie categorieën grondwatertrap en drie vormen van bodemgebruik: akkerbouw, gras, maïs. De voorkeur voor de Nmin-indicator boven directe meting van het nitraatgehalte berust op kosten overwegingen en op de vertrouwdheid die boeren hebben met de meting van stikstofvoorraden in de bodem en ervaring die bedrijfslaboratoria hebben met het nemen van grondmonsters Lees verder
Uit de mest- en mineralenprogramma’s : monitoring nutriënten in stroomgebieden
5 augustus 2011
Het project ‘Monitoring nutriënten in stroomgebieden’ moet leiden tot: • Inzicht in de effecten van mestbeleid ten behoeve van de Evaluatie Mestwetgeving • Efficiënte operationele monitoringssystemen voor mestbeleid in vier proefgebieden • Een blauwdruk om deze werkwijze in andere gebieden te kunnen realiseren Het project wordt uitgevoerd in vier qua eigenschappen verschillende (pilot)gebieden een hoogbelast zandgebied (Schuitenbeek), een laagbelast zandgebied (Drentse Aa), een veengebied (Krimpenerwaard) en een kleigebied (Quarles van Ufford) Lees verder
Ex-ante evaluatie landbouw en KRW : effect van voorgenomen en potentieel aanvullende maatregelen op de oppervlaktewaterkwaliteit voor nutriënten
4 augustus 2011
Onderzocht is in hoeverre de implementatie van de KRW via het mestbeleid en via het regionale KRW-maatregelenpakket bijdraagt aan de realisatie van de beoogde concentraties nutriënten in het oppervlaktewater. Daarnaast is verkend of aanvullende maatregelen tot een bijdrage aan de realisatie van deze normen kunnen bijdragen. Daartoe zijn de milieueffecten van de maatregelen en zijn de directe en de directe kosten van maatregelen en maatregelpakketten berekend. Daarmee wordt een stap gezet in het kwantificeren van nutriëntenstromen om kosteneffectieve maatregelen te identificeren en selecteren voor Stroomgebiedbeheerplannen. Deze studie moet het inzicht in de relatie landgebruik, maatregelen en waterkwaliteit vergroten. Dit rapport en de achterliggende regionale resultaten moeten nu met de regionale waterbeheerders besproken worden om te identificeren waar de grootste verbeteringen mogelijk zijn en hoe deze verbeteringen gerealiseerd kunnen worden, want deze studie was gericht op hoofdlijnen Lees verder