Nieuwste berichten
Onderwerp: Uitrijden
Uit de mest- en mineralenprogramma’s : aanvoer van organische stof naar landbouwgronden
5 augustus 2011
Organische stof speelt een belangrijke rol bij allerlei chemische, fysische en biologische processen en functies in een bodem, zoals structuur, vochthuishouding en nutriëntenlevering. Het mestbeleid heeft geresulteerd in een vermindering van de belasting van landbouwgronden met stikstof en fosfaat met meer dan 30 procent sinds de invoer van het mineralenaangiftesysteem (MINAS) in 1998. Deze vermindering is gerealiseerd door minder gebruik van kunstmest en dierlijke mest. Een mogelijk neveneffect hiervan zou kunnen zijn dat de aanvoer van organische stof naar landbouwgronden is teruggelopen. Er is berekend of er in de periode 1995 tot 2002 veranderingen zijn opgetreden in de aanvoer van effectieve organische stof naar landbouwgronden via de belangrijkste bronnen dierlijke mest, gewasresten en andere organische producten. Effectieve organische stof is de organische stof die één jaar na toediening aan de bodem nog niet is afgebroken. De berekeningen zijn op nationaal niveau uitgevoerd en zijn gebaseerd op CBS-statistieken en literatuurgegevens Lees verder
Uit de mest- en mineralenprogramma’s : uitmijnen biedt perspectief om het risico van fosfaatuitspoeling uit zwaar bemeste landbouwgronden te verminderen!
5 augustus 2011
Landbouwgronden die in het verleden zwaar zijn bemest, zijn rijk aan fosfaat. In kalkloze zandgronden is de bindingscapaciteit van de bodem voor fosfaat niet groot, waardoor er een risico ontstaat voor uitspoeling. Dit gebeurt vooral in vlakke gebieden met een ondiepe grondwaterstand en een intensief afwateringsstelsel. In het oppervlaktewater leidt te veel fosfaat tot ongewenste effecten (eutrofiëring). In Nederland heeft momenteel ongeveer eenderde deel van de kalkloze zandgronden een (te) hoog fosfaatgehalte. Uitmijnen is een mogelijke maatregel om het risico van fosfaatuitspoeling uit kalkloze zandgronden met een te hoog fosfaatgehalte te verminderen. Onder uitmijnen wordt verstaan: het onttrekken van fosfaat aan de grond door middel van het oogsten en afvoeren van een gewas zonder fosfaatbemesting. In dit infoblad worden de belangrijkste resultaten weergegeven van een experiment, waarin het proces van uitmijnen versneld is nagebootst in een potproef. De afname in de hoeveelheid fosfaat in de grond en de veranderingen in de fosfaatspeciatie zijn onderzocht. Op basis van deze resultaten kunnen richtlijnen worden ontwikkeld voor het beheer van de zogenaamde fosfaatlekkende landbouwgronden in de buurt van oppervlaktewater, zodat in de toekomst voldaan kan worden aan de kwaliteitseisen van de Kaderrichtlijn Water Lees verder
Uit de mest- en mineralenprogramma’s : een N balans voor toegediende kunstmest in een uitspoelingsgevoelige zandgrond door middel van 15N labelling
5 augustus 2011
Betrouwbare stikstof (N) balansen voor agroecosystemen zijn van groot belang voor het in kaart brengen van N emissies naar het milieu in de vorm van lachgas, stikstofgas, ammoniak en nitraat. Vanwege de relatief grote hoeveelheid N in de bodem organische stof t.o.v. toediening en emissies, is het echter moeilijk om met conventionele methoden een mogelijke toe- of afname van de hoeveelheid N in de bodem te kwantificeren. Verder is het vaak niet mogelijk om te bepalen in welke mate emissies afkomstig zijn van toegediende mest of van N uit de organische stof in de bodem. Beide problemen kunnen worden verholpen door het toedienen van (kunst)mest die gelabeld is met 15N, een zwaardere isotoop van stikstof. Het lot van de toegediende mest kan hierdoor precies worden gevolgd Lees verder
Uit de mest- en mineralenprogramma’s : sturen op nitraat: de boer als milieumanager
5 augustus 2011
In dit infoblad wordt aangegeven op welke wijze gebruik kan worden gemaakt van deze Nmin indicator om het gemiddeld nitraatgehalte van het grondwater op een landbouwbedrijf te bepalen. De basis daarvoor is een set van relaties tussen Nmin (najaar) en het nitraatgehalte van het bovenste grondwater in het voorjaar die door het project Sturen op Nitraat is vastgesteld en getoetst op zowel bedrijfsniveau als regionaal niveau (infoblad85). Deze relaties zijn geldig voor de meeste zand- en lössgronden, drie categorieën grondwatertrap en drie vormen van bodemgebruik: akkerbouw, gras, maïs. De voorkeur voor de Nmin-indicator boven directe meting van het nitraatgehalte berust op kosten overwegingen en op de vertrouwdheid die boeren hebben met de meting van stikstofvoorraden in de bodem en ervaring die bedrijfslaboratoria hebben met het nemen van grondmonsters Lees verder
Uit de mest- en mineralenprogramma’s : nitraatconcentraties naast en onder een bufferstrook
5 augustus 2011
De belasting van het oppervlaktewater met nutriënten is in veel gebieden in Nederland te hoog. De afgelopen decennia zijn verschillende brongerichte maatregelen genomen om de stikstof (N) en fosfor (P) verontreiniging te verminderen, bijvoorbeeld door aanscherping van het mestbeleid. Wat betreft de efficiëntie van verschillende maatregelen is (nog) weinig literatuur voorhanden die van toepassing is op de Nederlandse situatie. In het bijzonder kwantitatieve informatie over de effectiviteit van bufferstroken (bemestingsvrije perceelsranden) in het verminderen van N- en P-uitspoeling voor Nederlandse omstandigheden ontbreekt. Daarnaast zijn enkele modelberekeningen voor bufferstrooksituaties uitgevoerd. Om een juiste indruk te krijgen van de effectiviteit van een bufferstrook zou de vrachtbelasting van het oppervlaktewater (slootwater) gemeten moeten worden in een situatie met en een situatie zonder aanwezigheid van een bufferstrook. Dit type onderzoek is echter vrij kostbaar (zie ook ‘Ten slotte’). In het kader van programma 398-II is onderzoek verricht om inzicht te krijgen in de veranderingen in N- en P-concentraties in het bovenste grondwater als functie van de tijd en afstand tot de sloot in een akkerbouwperceel (zand, vlak, ongedraineerd) met een onbemeste grasbufferstrook langs de sloot. Dergelijke veranderingen zijn het gevolg van consumerende, zoals denitrificatie en gewasopname, of eventueel producerende processen Lees verder
Uit de mest- en mineralenprogramma’s : op zoek naar een indicator voor mobiel N in de bodem
5 augustus 2011
Related Links Bekijk het volledige artikel
Uit de mest- en mineralenprogramma’s : fosfaatverzadiging van landbouwgronden in Nederland
5 augustus 2011
Door het overmatig gebruik van meststoffen in de landbouw worden niet alle meststoffen door het gewas opgenomen, waardoor de kans bestaat dat negatieve effecten in het milieu worden waargenomen. Fosfaat is een van de belangrijkste meststoffen die nodig zijn om een goede gewasproductie en gewaskwaliteit te realiseren. Echter een te grote toename van de fosfaatvoorraad in de bodem leidt ertoe dat de bodem met fosfaat verzadigd raakt waardoor extra fosfaat kan uitspoelen naar het oppervlaktewater en aldaar tot een verstoring van het ecologische evenwicht leidt (kroosvorming, algengroei, afgifte van giftige stoffen, zuurstofloosheid, vissterfte). Het beleid van de rijksoverheid is er dan ook de afgelopen decennia op gericht geweest om de mate waarin de bodem met fosfaat wordt opgeladen terug te dringen zodat het areaal fosfaatverzadigde gronden niet sterk meer toeneemt en verslechtering van de waterkwaliteit wordt afgeremd Lees verder
Uit de mest- en mineralenprogramma’s : fosfaatverliezen op graslandpercelen
5 augustus 2011
In 1995 is de fosfaatdeskstudie uitgevoerd die onder andere inzicht moest geven in de landbouwkundig onvermijdbare fosfaatverliezen. Uit deze studie kwam naar voren dat er een grote onzekerheid bestaat over de hoogte van het fosfaatoverschot dat noodzakelijk is om de fosfaattoestand van landbouwgronden op niveau te houden. In het najaar van 1996 is daarom een proef gestart die meer inzicht moet geven in de lange termijn effecten van verschillende fosfaatoverschotten op de fosfaattoestandvan de bodem. Met de resultaten van de proef kunnen de effecten van het ingezettefosfaatbeleid beter worden onderbouwd. De proef wordt in samenwerking met PV en NMI uitgevoerd op de proefbedrijven Cranendonck en Aver Heino (zandgrond), Waiboerhoeve (klei) en Zegveld (veen). In 2001 is de eerste fase van de proef afgesloten en in 2002 zijn de resultaten van deze eerste vier jaar verwerkt. Binnenkort zal het rapport van de eerste fase verschijnen Lees verder
Uit de mest- en mineralenprogramma’s : sturen op nitraat: regionale nitraat monitoring
5 augustus 2011
Voor regionale monitoring van de nitraatconcentratie van het bovenste grondwater is door het project Sturen op Nitraat voor zand- en lössgronden een monitoringconcept ontwikkeld dat gebruik maakt van een indicator voor de schatting van de nitraatconcentratie. Gebruik van een indicator boven directe meting is ingegeven door gebruikersgemak en kostenbesef. In dit informatieblad worden de mogelijkheden van dit regionale monitoringsconcept nader belicht Lees verder
Optimalisatie van de stikstofbemesting van Engels raaigras
2 augustus 2011
In het stikstofadvies voor Engels raaigras, zoals vastgesteld in onderzoek van PA(G)V in de periode 1978-1984, wordt geen onderscheid gemaakt naar typen en rassen en wordt aanbevolen de benodigde hoeveelheid stikstof éénmalig in het vroege voorjaar te verstrekken. Gezien de grote verschillen in gewasstructuur en ontwikkelingssnelheid die er bij de verschillende typen en rassen van Engels raaigras bestaan, kan het stikstofadvies vermoedelijk worden verfijnd. Deling van de stikstofgift kan, al of niet met behulp van de chlorofylmeter, daarnaast ook zorgen voor lagere oogstrisico’s of betere opbrengsten. In opdracht van het Productschap Granen, Zaden en Peulvruchten is daarom onderzoek uitgevoerd naar typen en rassen bij verschillende bemestingsniveau’s, de gebruiksmogelijkheden van de chlorofylmeter en de effecten van deling van stikstof. Lees verder