Onderwerp: Teelt

De mestnormen worden nog steeds naar beneden bijgesteld. Lagere mestnormen vragen om een beter teeltmanagement om toch voldoende opbrengst van gewassen te blijven halen. Dit geldt voor zowel de (melk)veehouderij als de akkerbouw. De mestnormen verschillen per grondsoort: klei en veen en zand en löss, en het maakt uit of er sprake is van gras- of bouwland. Hieronder vindt u het laatste nieuws over mestnormen en teeltmanagement.

Spuiten op droog blad

2 mei 2011

Uit metingen in Wageningen en De Bilt blijkt dat het in Nederland per jaar ongeveer 92 procent van de tijd droog is. Het regent dus bijna nooit. Spuiten met droog weer is dus geen probleem Lees verder

Rijpaden, een systeem voor duurzaam bodembeheer

2 mei 2011

Presentatie door Bert Vermeulen van PRI-WUR, op de SPADE studiedag kennismakelaars’ in Ens op 23 september 2008, over het rijpadenteeltsysteem. De rijpadenteelt is een belangrijke stap richting duurzaam bodembeheer. Het teeltsysteem met seizoensrijpaden loont en de ontwikkeling gaat volop door, aldus de eindconclusie van Vermeulen Lees verder

Groenbemesters en aaltjesmanagement; De belangrijke rol van deze groene motor in de grond

2 mei 2011

Groenbemesters spelen een essentiële rol in de (biologische) rotatie, ook al heeft het gebruik ervan zowel voor- als nadelen. Bij een doordachte keus uit het aanbod aan groenbemesters wegen de voordelen op tegen de nadelen. Een groenbemester wordt steeds vaker gezien als de ‘groene’ motor voor gezonde grond Lees verder

Gebruik van kunstmeststikstof in winterperiode

2 mei 2011

In dit informatieblad wordt ingegaan op het gebruik van kunstmeststikstof in de periode van 16 september tot en met 31 januari voor groentegewassen, graszaad, bloembollen en fruit Lees verder

Verschillende EC tijdens dag en nacht kan gunstig uitpakken: optimale EC afhankelijk van omstandigheden

2 mei 2011

De optimale EC bestaat niet. Hij is afhankelijk van gewas, groeifase en klimaat. Er bestaat een conflict tussen water opname en opname van voedingsstoffen. Naarmate de EC stijgt, kan de plant minder gemakkelijk water opnemen. Dat kost op den duur productie, doordat de cellen minder kunnen strekken en doordat de plant de huismondjes sluit. Een hogere EC kan de kwaliteit verbeteren van vruchtgroenten. Wel neemt daardoor de kans op neusrot toe. Het hanteren van verschillende dag- en nacht-EC’s voorkomt dat weer. Met het verschil tussen dag- en nacht-EC valt nog meer te winnen Lees verder

Bemestingsnormen en nitraatresidustaalnames in tuinbouwsector

2 mei 2011

In dit artikel wordt dieper ingegaan op de verhoogde bemestingsnorm voor tuinbouwteelten, en ook op de nitraatresiduwaarden of de beruchte staalnames Lees verder

Van visie naar normen: levende bodem

2 mei 2011

De auteur heeft een reeks van vier artikelen geschreven, waarin hij schetst hoe de visie van Rudolf Steiner op de biologische landbouw uiteindelijk is vertaald in een aantal concrete Demeternormen, normen waar een gecertificeerd biologisch-dynamische boer zich aan heeft te houden. Dit (tweede) artikel behandelt de ‘levende bodem’: voeding, variatie in teelten, grondbewerking, bemesting, vruchtwisseling Lees verder

Ontwikkeling van geleide bemestingssystemen in de open teelten

2 mei 2011

De bemesting in de Nederlandse landbouw staat onder grote druk, vooral als het om de stikstofbemesting gaat. De Nederlandse teler zal minder stikstof moeten gaan gebruiken. Er is onderzoek uitgevoerd dat zowel was gericht op de maximale productie te halen als op verkleinen van de verliezen van stikstof naar vooral het grondwater. Geleide bemestingssystemen helpen om bij krappere stikstofnormen de stikstof zo te verdelen over ruimte en tijd dat in de meeste gevallen toch de maximale productie kan worden gehaald. Zo kon bij gebruik van geleide bemestingssystemen in zetmeelaaardappelen de stikstofgift verlaagd worden zonder dat de opbrengst afnam. Bij bloembollen kon de bemesting ook gereduceerd worden zonder dat het ten koste ging van de opbrengst Lees verder

Representativiteit van de locatie Loon op Zand in het bufferstrokenonderzoek

2 mei 2011

Alterra doet in opdracht van LNV onderzoek naar de effectiviteit van bemestingsvrije perceelsranden op de uitspoeling van stikstof en fosfaat naar het oppervlaktewater. Hiertoe zijn op vijf locaties proefopstellingen geïnstalleerd waar de kwaliteit van het water dat uit het perceel komt gemeten wordt. De proefopstelling bestaat uit twee 5 m brede bakken, een bufferbak en een referentiebak, die in de sloot grenzend aan het perceel gebouwd zijn. Langs de bufferbak ligt een strook van 5 m die niet bemest wordt; langs de referentiebak wordt op gangbare wijze bemest. Bij de proefopstelling in Loon op Zand is het gemeten debiet dat van het perceel de bakken in komt veel lager dan het theoretisch berekende. Bovendien is er een groot verschil in gemeten debiet tussen de beide bakken. Doel van dit aanvullend onderzoek is: (i) te verklaren waardoor het komt dat het afwaterend oppervlak naar de bakken in Loon op Zand zo klein is; (ii) te beoordelen of de locatiekeus achteraf gezien ongeschikt is of dat deze variatie in dit hydrologisch profieltype ‘e’ gebruikelijk is. Dit onderzoek is beperkt tot de onmiddellijke omgeving van de proefopstelling in Loon op Zand (maximaal 50 m uit de sloot). Hier zijn gedurende enkele maanden grondwaterstanden gemonitoord. De representativiteit van de opstelling is onderzocht met behulp van bestaande datasets afkomstig uit bodem- en grondwaterkarteringen die binnen hydrologisch profieltype ‘e’ vallen. Er worden hiervoor geen extra grondwaterstandmetingen gedaan. Uit de isohypsenbeelden blijkt dat het freatisch grondwatervlak in de proeflocatie Loon op Zand zeer variabel (grillig) is. Deze grilligheid hangt samen met de sterk wisselende begindiepte en dikte van de lössleemlaag zoals die in het proefperceel in Loon op Zand voorkomt. Een dusdanig variabel grondwaterstandsvlak is alleen met een grote onzekerheid of via gedetailleerd meten, nauwkeurig in beeld te brengen. De invloedsafstand van de sloot op het afwateringspatroon is met ca. 15 m geringer dan verwacht. Dit blijkt uit drie verschillende benaderingen. Uit analyse van de meetgegevens van de bakken volgt eveneens een gering afvoerend oppervlak. De gesimuleerde stromingspatronen naar de afwaterende perceelssloot zijn als gevolg van het grillige grondwatervlak ook zeer grillig en zorgen voor een grote ruimtelijke variatie in afvoerpatronen naar de sloot. Door de variatie in afvoerpatronen kunnen afvoerdebieten naar dicht bij elkaar gelegen opvangbakken grote verschillen vertonen. Om de verhouding tussen de ondiepe en diepe afvoer voor andere locaties in profieltype ‘e’ vast te stellen is inzicht in de weerstand van de (kei)leemlaag van groot belang. Veelal is het doorlaatvermogen van het onderliggende watervoerende pakket groot en het doorlaatvermogen van het freatische pakket gering, dit maakt dat de grootte van de c-waarde sterk bepalend is voor de verdeling. Uit de rekenresultaten van het NHI kunnen we concluderen dat deze hydrologische situatie, zoals waargenomen te Loon op Zand, in grote delen van het profieltype ‘e’ voorkomt. Lees verder

hoge potentie van maaimeststoffen : vervanging van dierlijke mest bij verschillende teelten

2 mei 2011

Grasklaver en luzerne zijn aantrekkelijk in een akkerbouwrotatie vanwege de gunstige effecten op de bodemvruchtbaarheid. Met de verkoop van de productie gaat echter een flink deel aan bodemvruchtbaarheid en mineralen het erf af. Dat kun je ook binnen het bedrijf houden, door deze ‘maaimeststoffen’ direct te benutten. Er zijn in dit proces vooral winnaars. Lees verder