Onderwerp: Teelt

De mestnormen worden nog steeds naar beneden bijgesteld. Lagere mestnormen vragen om een beter teeltmanagement om toch voldoende opbrengst van gewassen te blijven halen. Dit geldt voor zowel de (melk)veehouderij als de akkerbouw. De mestnormen verschillen per grondsoort: klei en veen en zand en löss, en het maakt uit of er sprake is van gras- of bouwland. Hieronder vindt u het laatste nieuws over mestnormen en teeltmanagement.

Aanscherping gebruik fosfaat geen probleem

2 mei 2011

In de nieuwe mestwetgeving wordt ook het gebruik van kunstmestfosfaat beperkt. De vrees bestaat dat dit ten koste gaat van de bodemvruchtbaarheid en leidt tot opbrengstverlies. Resultaten van onderzoek geven aan dat deze vrees onnodig is. De gebruiksnorm is voor veel akkerbouwgewassen voldoende hoog. Wel dwingt de nieuwe mestwetgeving de akkerbouwers zorgvuldig met de fosfaatbemesting om te gaan. In de periode 2010-2015 wordt gesproken over een verdere verlaging van de gebruiksnorm. Dan wordt het nog belangrijker om de beschikbare hoeveelheid fosfaat zo efficiënt mogelijk in te zetten. Bedrijfssystemen met een aanzienlijk aandeel fosfaatbehoeftige gewassen (aardappelen en bladgewassen) kunnen dan wel geconfronteerd worden met een opbrengstverlies. Voor gronden met een aantoonbare lage fosfaattoestand (o.a. fosfaatfixerende gronden) wordt in de wetgeving een voorziening getroffen voor een verhoogde gebruiksnorm. De resultaten van veeljarige veldproeven geven aan dat de akkerbouwers niet bang hoeven te zijn dat de fosfaattoestand van de grond snel achteruit zal lopen als gevolg van de de nieuwe mestwetgeving. De gebruiksnorm voor fosfaat is voldoende hoog. Wel dwingt de nieuwe mestwetgeving de akkerbouwers zorgvuldig met de fosfaatbemesting om te gaan Lees verder

technisch advies : aanwenden van mest op weinig draagkrachtige gronden

2 mei 2011

Het bemesten van grasland en bo0uwland op minder daadkrachtige gronden in het voorjaar is niet eenvoudig. De mst is bedoeld om de gewassen te laten groeien en moet daarom zo goed mogeiljk bij de worteld van de plant worden geplaatst. Ook wil je de ammoniakuit de mest zo goed mogelijk in de grond krijgen. De benutting van de meststoffen wordt daarmee zo groot mogelijk. Lees verder

Minder en anders bemesten : voordelen van maaimeststoffen voor de teelt van najaarsspinazie : resultaten veldproef bij Joost van Strien in Ens, 2009

2 mei 2011

In 2009 heeft het Louis Bolk Instituut onderzoek verricht naar het gebruik van versgemaaide en ingekuilde maaimeststoffen voor de bemesting van najaarspinazie op het biodynamische bedrijf van Joost van Strien in de Noord Oost Polder. Vers gemaaide grasklaver, luzerne, en ingekuilde luzerne werden vergeleken met het gebruik van kippenmest. Uit het onderzoek blijkt dat door gebruik van het systeem dat op het bedrijf van Joost van Strien is ontwikkeld, doelgericht gebruik kan worden gemaakt van meerjarige vlinderbloemige gewassen. Hierdoor worden zowel het bodemleven en bodemkwaliteit bevorderd terwijl de afhankelijkheid van biologische akkerbouw van externe dierlijke meststoffen sterk wordt verminderd door het sluiten van interne nutriëntenkringlopen. Lees verder

Biomassaproductie en nutriëntenafvoer door suikerbietenwortel en -loof

2 mei 2011

In seizoen 2008/2009 is onderzoek gedaan naar de biomassaproductie en de nutriëntenafvoer bij suikerbieten. Het betreft zowel proeven bij conventionele teelt als bij tussenteelt, waarbij de bieten gezaaid zijn na een vroeg ruimend gewas. De onderzoeksresultaten zijn samengevat in twee rapporten, die zijn bijgevoegd Lees verder

Rooddraad: niet alléén met stikstof op te lossen

2 mei 2011

Iedere greenkeeper kent de rood/roze plekken die aan het eind van het jaar opduiken op tees, fairways of zelfs greens: rooddraad. De link naar een (te) lage bemestingsgraad is snel gemaakt. Tijd voor wat informatie over deze ziekte Lees verder

relatie tussen gebruiksintensiteit en de kwaliteit van graslanden als foerageerhabitat voor gruttokuikens

2 mei 2011

De huidige studie onderzocht op welke wijze de intensiteit van graslandgebruik het aanbod en de bereikbaarheid van prooidieren (arthropoden) voor gruttokuikens beïnvloedt. De ontwik¬kelingssnelheid van de vegetatie werd daarbij gebruikt als maat voor de landgebruiksintensiteit omdat deze het product is van alle maatregelen die een boer neemt om de productiviteit van de vegetatie te verhogen. De resultaten suggereren dat de vegetatiestructuur de belangrijkste bepalende factor is die de geschiktheid van grasland als foerageerhabitat voor Grutto families bepaalt. Het totale aantal arthropoden nam licht toe met toenemende intensiteit van het landgebruik. De toename in vegetatiehoogte was echter zo groot dat de dichtheid in arthropoden per volume vegetatie afnam met toenemende beheersintensiteit. De dichtere vegetatiestructuur tezamen met de afnemende prooidierdichtheid leidt ertoe dat de energetische kosten van foerageren toenemen bij toenemende beheersintensiteit. Dit duidt erop dat de meest ijle en open vegetaties de meest geschikte foerageerhabitat vormen omdat arthropoden hierin het sterkst geconcentreerd voorkomen en omdat de foerageerkosten het laagst zijn. Voor het creëren van een dergelijke open structuur lijkt onder de huidige omstandigheden het vasthouden van een hoog waterpeil tot en met de kuikenperiode essentieel omdat hiermee onafhankelijk van de voedselrijkdom de vegetatiegroei sterk geremd kan worden. Dit rapport beschrijft een gecombineerde analyse van de data, verzameld in Wormer- en Jisperveld, Gerkesklosster en Ronde Hoep (Kleijn, 2007) Lees verder

Negen vragen over kalk strooien

2 mei 2011

Het is nu tijd om, als dat nodig is, vollegrondspercelen te bekalken. Bemestingsadviseur Kees Pastoor van DLV Plant geeft antwoord op negen vragen Lees verder

Doelmatiger water en mest geven

2 mei 2011

Related Links Bekijk het volledige artikel

Uit de mest- en mineralenprogramma’s : bemesting en opbrengst van ons productiegrasland

2 mei 2011

Vanaf 2006 heeft ook de Nederlandse boer te maken met gebruiksnormen voor meststoffen. Om die voor grasland vast te kunnen stellen, en in Brussel te kunnen verdedigen, moeten we weten in hoeverre de praktijk erin slaagt stikstof (N) en fosfaat (P2O5) uit meststoffen om te zetten in gewas. Ook is het interessant te weten of het tot nu toe gevoerde mestbeleid (MINAS) daar invloed op heeft gehad. Het onderzoek heeft betrekking op de periode 1998 – 2002 Lees verder

Dierlijke mest in Engels raaigras : gebruik van dierlijke mest in de zaadteelt van Engels raaigras, oogstjaar 2007 en meerjarenanalyse

2 mei 2011

De doelstelling van dit onderzoek is vaststellen in hoeverre een voorjaarstoediening van drijfmest in de stikstofbehoefte van de zaadteelt van Engels raaigras (gedifferentieerd naar type) kan voorzien en welke toedieningstechniek het meest geschikt is. Hiermee kunnen de gebruiksmogelijkheden van drijfmest in de zaadteelt van Engels raaigras worden vastgesteld. Er zijn in 2002 5 rassen en in de jaren 2005, 2006 en 2007 drie rassen van verschillend type en doorschietdatum onderzocht. Het standaardobject werd volledig met kunstmest bemest. De andere objecten kregen een startgift van respectievelijk 2/3 of 1/3 van de N-behoefte in de vorm van kunstmest. Vervolgens hebben deze objecten aanvullend in maart of april een dierlijke mestgift toegediend gekregen Lees verder