Nieuwste berichten
Onderwerp: Teelt
Demonstratie mestaanwending in het voorjaar op kleigrond – Consumptieaardappelen
2 mei 2011
Als gevolg van Minas en het stelsel van mestafzetovereenkomsten (MAO’s) is er afgelopen jaren belangstelling gekomen om ook op kleigrond dierlijke mest in het voorjaar voor aardappelen uit te rijden. Op kleigrond zijn telers huiverig om mest voor het poten met een landbouwinjecteur toe te dienen. Het PPO heeft daarom in 2002 onderzoek verricht naar de mogelijkheden om mest voor of na het poten toe te dienen met behoud van opbrengst en zonder verhoging van de hoeveelheid grondtarra. Uit het onderzoek blijkt dat mesttoepassing in het voorjaar niet tot lagere opbrengst of tot meer grondtarra leidt. De mest kan zowel voor als na het poten worden toegediend. Toepassing van dierlijke mest op kleigrond in het voorjaar voor aardappelen is dus het overwegen waard. Het leidt tot een betere N-benutting en zodoende tot een verlaging van de bemestingskosten Lees verder
Landbouwkundige en milieutechnische aspecten bij teelt van aardappelen op gescheurd grasland : N levering bij voorhistorie akkerbouw, tijdelijk grasland en ex-blijvend grasland en de N-benutting door aardappelen in een veldproef van de Universiteitvan Gent (B) te Melle in 2002 en 2003
2 mei 2011
De kernvragen voor dit onderzoek zijn: Hoeveel N komt vrij na scheuren van 35-jaar oud en van 3-jarig oud grasland en hoeveel kan op kunstmeststikstof gespaard worden als aardappelen op gescheurd grasland geteeld worden? Wat gebeurt er met deopbrengst en kwaliteit van aardappelen na het scheuren van 35-jaar oud en 3-jaar oud grasland? Hoe groot zijn de risico’s op N-uitspoeling na het telen van aardappelen op gescheurd grasland? Lees verder
technisch advies : aanwenden van mest op weinig draagkrachtige gronden
2 mei 2011
Het bemesten van grasland en bo0uwland op minder daadkrachtige gronden in het voorjaar is niet eenvoudig. De mst is bedoeld om de gewassen te laten groeien en moet daarom zo goed mogeiljk bij de worteld van de plant worden geplaatst. Ook wil je de ammoniakuit de mest zo goed mogelijk in de grond krijgen. De benutting van de meststoffen wordt daarmee zo groot mogelijk. Lees verder
Minder en anders bemesten : voordelen van maaimeststoffen voor de teelt van najaarsspinazie : resultaten veldproef bij Joost van Strien in Ens, 2009
2 mei 2011
In 2009 heeft het Louis Bolk Instituut onderzoek verricht naar het gebruik van versgemaaide en ingekuilde maaimeststoffen voor de bemesting van najaarspinazie op het biodynamische bedrijf van Joost van Strien in de Noord Oost Polder. Vers gemaaide grasklaver, luzerne, en ingekuilde luzerne werden vergeleken met het gebruik van kippenmest. Uit het onderzoek blijkt dat door gebruik van het systeem dat op het bedrijf van Joost van Strien is ontwikkeld, doelgericht gebruik kan worden gemaakt van meerjarige vlinderbloemige gewassen. Hierdoor worden zowel het bodemleven en bodemkwaliteit bevorderd terwijl de afhankelijkheid van biologische akkerbouw van externe dierlijke meststoffen sterk wordt verminderd door het sluiten van interne nutriëntenkringlopen. Lees verder
Biomassaproductie en nutriëntenafvoer door suikerbietenwortel en -loof
2 mei 2011
In seizoen 2008/2009 is onderzoek gedaan naar de biomassaproductie en de nutriëntenafvoer bij suikerbieten. Het betreft zowel proeven bij conventionele teelt als bij tussenteelt, waarbij de bieten gezaaid zijn na een vroeg ruimend gewas. De onderzoeksresultaten zijn samengevat in twee rapporten, die zijn bijgevoegd Lees verder
Rooddraad: niet alléén met stikstof op te lossen
2 mei 2011
Iedere greenkeeper kent de rood/roze plekken die aan het eind van het jaar opduiken op tees, fairways of zelfs greens: rooddraad. De link naar een (te) lage bemestingsgraad is snel gemaakt. Tijd voor wat informatie over deze ziekte Lees verder
relatie tussen gebruiksintensiteit en de kwaliteit van graslanden als foerageerhabitat voor gruttokuikens
2 mei 2011
De huidige studie onderzocht op welke wijze de intensiteit van graslandgebruik het aanbod en de bereikbaarheid van prooidieren (arthropoden) voor gruttokuikens beïnvloedt. De ontwik¬kelingssnelheid van de vegetatie werd daarbij gebruikt als maat voor de landgebruiksintensiteit omdat deze het product is van alle maatregelen die een boer neemt om de productiviteit van de vegetatie te verhogen. De resultaten suggereren dat de vegetatiestructuur de belangrijkste bepalende factor is die de geschiktheid van grasland als foerageerhabitat voor Grutto families bepaalt. Het totale aantal arthropoden nam licht toe met toenemende intensiteit van het landgebruik. De toename in vegetatiehoogte was echter zo groot dat de dichtheid in arthropoden per volume vegetatie afnam met toenemende beheersintensiteit. De dichtere vegetatiestructuur tezamen met de afnemende prooidierdichtheid leidt ertoe dat de energetische kosten van foerageren toenemen bij toenemende beheersintensiteit. Dit duidt erop dat de meest ijle en open vegetaties de meest geschikte foerageerhabitat vormen omdat arthropoden hierin het sterkst geconcentreerd voorkomen en omdat de foerageerkosten het laagst zijn. Voor het creëren van een dergelijke open structuur lijkt onder de huidige omstandigheden het vasthouden van een hoog waterpeil tot en met de kuikenperiode essentieel omdat hiermee onafhankelijk van de voedselrijkdom de vegetatiegroei sterk geremd kan worden. Dit rapport beschrijft een gecombineerde analyse van de data, verzameld in Wormer- en Jisperveld, Gerkesklosster en Ronde Hoep (Kleijn, 2007) Lees verder
Teelthandleiding biologische lelieteelt
2 mei 2011
Handleiding voor de biologische lelieteelt in opdracht van de Stichting Regionaal Onderzoek Lelieteelt in Noord- en Oost Nederland (ROL). Er is gebruik gemaakt van de gegevens die verkregen zijn in het onderzoek van ROL in het kader van het project Beter Bollen Telen dat is uitgevoerd in Vledder en Frederiksoord. In deze handleiding aandacht voor de herkomst en opbouw van de lelie, cultivarkeuze, uitgangsmateriaal, grondsoort, planten, koppen, beregenen, bemesten, onkruidbestrijding, saldoberekening, ziekten en plagen, oogst, verwerking, bedrijfshygiëne, wettelijke maatregelen en keurmerk Lees verder
Optimalisatie stikstofbemesting Engels raaigras : meerjarenverwerking deling van de stikstofbemesting
2 mei 2011
Om te komen tot een mogelijke verfijning van het N-advies voor Engels raaigras is in 2000 meerjarig bemestingsonderzoek gestart. In de proeven van 2000 en 2001 lag één object met gedeelde bemesting (tweede gift in vlagbladstadium). In 2002, 2003 en 2005 zijn in totaal zes stikstofproeven (klei en zand) geoogst van het tetraploïde ras Elgon. In de proeven lagen diverse basisgiften en zijn bijbemestingen van 30 en 60 kg N/ha in twee gewasstadia (DC32 en vlagbladstadium) toegediend. De effecten van de diverse giften en bijbemestingen op de gewasontwikkeling en zaadproductie zijn gevolgd. Voor het tetraploïde ras Elgon lijkt het oude bemestingsadvies aan de lage kant. Mede op basis van dit uitgevoerd onderzoek is het bemestingsadvies voor de rassen van het tetraploïde hooitype verhoogd naar 205-Nmin Lees verder
Onderzoek haalbaarheid 5 mmol natriumnorm bij Bromelia
2 mei 2011
In het kader van de Wet Verontreining Oppervlaktewateren en de Wet Bodembescherming, zijn tuinbouwbedrijven verplicht maatregelen te nemen om lozing van water met meststoffen te voorkomen. Dit betekent voor Bromelia ondermeer recirculatie van drainwater. Als gevolg hiervan vindt zoutophoping plaats waavoor Bromelia erg gevoelig voor is. Alléén als het Natrium gehalte in het drainwater de normwaarde van 5 mmol/l overschijd mag het drainwater worden geloosd. In dit project is de haalbaarheid van deze norm nader onderzocht. Tijdens deze presentatie werden de resultaten en conslusies bekend gemaakt evenals de vragen voor het vervolgonderzoek Lees verder