Nieuwste berichten
Onderwerp: Publicaties
Voor eendenstromest liggen er kansen: onderzoek naar extensief composteren
1 mei 2011
Compost is gewild in de (biologische) akkerbouw en groenteteelt. Wanneer tegen lage kosten een kwalitatief hoogwaardige compost kan worden gemaakt uit strorijke eendemest, kan dit de mestafzet bevorderen. Lees verder
cliché: bepalingen mestkwaliteit te weinig onderbouwd : boeren zoeken bruikbare aanvullende bepalingen
1 mei 2011
In het onderzoek naar mestkwaliteit binnen het project Bioveem is de waarde onderzocht van aanvullende bepalingen aan drijfmestmonsters. De resultaten werden vergeleken met uitgebreide chemische analyses. Bij de aanvullende bepalingen ging het om een chromatogram van de mest, de koolzuurproductie (maat voor de afbraaksnelheid) en de ‘bodemvriendelijkheid’ (effect op microbiologie). Voor de chroma’s en de koolzuurproductie kon een verband worden gelegd met de samenstelling van de mest, zoals weergegeven door het C/N quotiënt. Bodemvriendelijkheid is niet te relateren aan een chemische parameter en daardoor het meest ongrijpbaar Lees verder
Strooiselmateriaal en opzetcondities bij vleeskuikens
1 mei 2011
Onlangs startte op het Proefbedrijf voor de Veehouderij een nieuwe vleeskuikenproef met als thema’s: strooiselmateriaal en opzetcondities Lees verder
Alternatieven voor antimicrobiële voerbespaarders (AMGB’s) in vleeskuikenvoer = Alternatives for anti microbial growth promoters (AGPs) in the broiler diet
1 mei 2011
Het Praktijkonderzoek heeft in de afgelopen jaren regelmatig onderzoek gedaan naar mogelijke alternatieven voor antimicrobiële voerbespaarders in vleeskuikenvoer. In vier proeven zijn diverse mogelijke alternatieven onderzocht. Geen van die middelen bood echter een goed alternatief als vervanger van de nog toegelaten AMGB’s. In de tussentijd is de industrie doorgegaan met het zoeken naar en het ontwikkelen van mogelijke andere alternatieven. Aangezien het gebruik van AMGB’s per 1 januari 2006 wordt verboden, wil de sector graag weten hoe de stand van zaken is met betrekking tot de vraag: Zijn AMGB’s te vervangen? Het Praktijkonderzoek heeft in opdracht van het Productschap voor Pluimvee en Eieren (PPE) verder onderzoek gedaan naar alternatieven voor antimicrobiële voerbespaarders in vleeskuikenvoer. In dit onderzoek zijn de twee meest perspectiefvolle alternatieven uit een pilotstudie onder semi-praktijkomstandigheden onderzocht en vergeleken met een voer met AMGB (positieve controle) en een voer zonder AMGB (negatieve controle). De twee onderzochte alternatieven waren Enteroguard® en AviMos™. Avilamycine werd bij de positieve controle toegevoegd als AMGB. Het weglaten van AMGB’s in vleeskuikenvoer leidde in dit onderzoek tot een lager eindgewicht op 40 dagen leeftijd. Op 40 dagen leeftijd waren de dieren uit de negatieve controle 30 g (1,3 %) lichter dan de dieren uit de positieve controle. Dit is vooral veroorzaakt in de eindfase. De verminderde groei in de eindfase kon niet worden gecompenseerd door toevoeging van de twee alternatieven. Er was geen verschil in uitval tussen de vier proefgroepen Lees verder
Stikstofbijmesting op aardappelen op basis van omgekeerde N-vensters in combinatie met CropScan : jaarrapport 2002
1 mei 2011
Related Links Bekijk het volledige artikel
Milieurisico’s van een aangepast forfaitair spoor in MINAS
1 mei 2011
Voor deze studie heeft het EC-LNV diverse personen uit het landbouwbedrijfsleven geraadpleegd om zich een beeld te kunnen vormen van het aantal bedrijven dat van het verfijnde spoor binnen MINAS over zal stappen naar het forfaitaire spoor en welke aanpassingen de bedrijven in het mineralenmanagement zullen aanbrengen wanneer ze op het forfaitaire spoor zijn overgestapt. Aan de hand van inschattingen van het deelnamepercentage aan het forfaitaire spoor en de aanpassingen in het mineralenmanagement is vervolgens een modelmatige berekening gemaakt van de totale hoeveelheid fosfaat en stikstof die buiten de MINAS-administratie om bemest kan worden. De geraadpleegde personen uit het bedrijfsleven verwachten dat slechts weinig veehouders de overstap naar het forfaitaire spoor zullen gaan maken. Men verwacht dat maximaal 10% van de varkenshouders en zelfs nog een lager percentage pluimveehouders de overstap zal maken. Op de melkveehouderij heeft deze wijziging naar verwachting nauwelijks invloed. De lagere deelname wordt veroorzaakt door de volgende aspecten: 1. Het forfaitaire spoor kent geen mogelijkheid tot saldo-opbouw. 2. In de akkerbouw zal vooral vraag zijn naar verfijnde mest. 3. Er zal geen verschil optreden in mestafzetkosten tussen het forfaitaire en verfijnde spoor. 4. Ongunstige forfaits. Uit de analyse blijkt dat alleen bedrijven met een hoger mestvolume per dier dan het gemiddelde voor het forfaitaire spoor zullen kiezen. Deze bedrijven hoeven in het forfaitaire spoor niet alle in het jaar geproduceerde mest meer van het bedrijf af te voeren. Uit de gesprekken met het bedrijfsleven blijkt dat deze mest in veel gevallen op het eigen bedrijf of in de directe omgeving wordt aangewend bovenop de wettelijk toegestane hoeveelheid. Het gaat hier dus om overbemesting. Indien 10% van de varkenshouders en 5% van de pluimveehouders voor het forfaitaire spoor kiezen en de spreiding in het mestvolume per dier een standaardafwijking kent van 20%, zal er ongeveer 1 miljoen kg fosfaat en 1,7 miljoen kg stikstof buiten de MINAS-administratie blijven. Deze mest zal vooral op het eigen bedrijf of in de onmiddellijke omgeving worden aangewend. Aangezien de meeste intensieve veehouderij bedrijven in de concentratiegebieden liggen, zal het risico op overbemesting daar het grootst zijn. Met de hier genoemde uitgangspunten kan er daar per ha kan een overbemesting plaats hebben van 8 tot 38 kg fosfaat en van 14 tot 64 kg stikstof, afhankelijk waar de mest wordt aangewend. Indien alle mest op het eigen bedrijf wordt aangewend dan gelden de hoge waarden, maar is het overbemeste areaal beperkt tot ongeveer 30.000 ha. Als de mest wordt verdeeld over al het maïsland in de concentratiegebieden dan gelden de lage waarden en bedraagt het overbemeste areaal ruim 100.000 ha. Lees verder
Mijten bestrijden als een strateeg
1 mei 2011
Beschrijving van verschillende succesvolle strategieën voor het bestrijden van de varroamijt (Varroa destructor), waarbij gebruik wordt gemaakt van ‘starters’ en ‘afmakers’. Starters zijn: mierenzuur en etherische olieën, o.a. op basis van thymol. Afmakers zijn melkzuur en oxaalzuur. Mierenzuur, toegepast met de Nassenheider verdamper, is zowel een starter als een afmaker en kan alleen worden toegepast indien een broednest aanwezig is. Etherische olieën vragen altijd om een nabehandeling met bijv. melkzuur of oxaalzuur Lees verder
Effect bemesting nog onvoldoende duidelijk : waterbroei in tulp
1 mei 2011
Gegevens in bijgaande tabel: Invloed van de EC, gemiddeld over alle partijen, op gewicht en lengte. Gegevens in bijgaande figuur: Invloed van de bemesting (NPK) gemiddeld over de vier partijen in 2002 Lees verder
Ook op high-techbedrijf drijfmest in de rij beter benut!
1 mei 2011
Op de kleigrond van het high-tech bedrijf is het afgelopen jaar ervaring opgedaan met drijfmestrijenbemesting in snijmaïs waarbij de mest wordt aangevoerd door sleepslangen. Vergeleken met de standaard bemestingsmethode gaf dit een duidelijk betere benutting van de drijfmest. Flexibiliteit bij het zaaien en zaaicapaciteit zijn nog niet optimaal Lees verder
Oxaalzuur middel tegen varroamijt
1 mei 2011
Overzicht van methoden voor het gebruik van oxaalzuur tegen de varroamijt (Varroa destructor): sproeimethode met oxaalzuuroplossing; druppelmethode met oxaalzuur-suikerwateroplossing; verdampen van oxaalzuurdihydraat; oxaalzuur op hechtstrip (in ontwikkeling). Verder aandacht voor de werking en toepassing van een Zwitsers verdampingstoestel, De Varroxverdamper, de gevaren van oxaalzuurdihydraat en de risico’s bij de verschillende toepassingsmethoden, en veiligheidseisen en voorzorgsmaatregelen bij gebruik van oxaalzuur Lees verder