Onderwerp: Publicaties

Calcium in pootgoed : verslag van experimenten in 2001

2 mei 2011

Nagegaan is het effect van irrigatie, al of niet gecombineerd met calciumbemesting, op het calciumgehalte van knollen van de zetmeelaardappelrassen Karnico en Seresta. Dit is gebeurd in een kasproef met één grondsoort en in een veldproef op twee locaties, waarvan één (Valthermond) met een hoog en één (Rolde) met een laag organische stofgehalte Lees verder

Handleiding mestbeleid 2006 e.v.

2 mei 2011

CUMELA Nederland heeft in opdracht van het Ministerie van LNV een Handleiding voor het nieuwe mestbeleid geschreven voor de sector Meststoffendistributie. Deze handleiding is bedoeld voor iedereen die zich bezighoudt met het transporteren of distribueren van dierlijke mest Lees verder

Representativiteit van de locatie Loon op Zand in het bufferstrokenonderzoek

2 mei 2011

Alterra doet in opdracht van LNV onderzoek naar de effectiviteit van bemestingsvrije perceelsranden op de uitspoeling van stikstof en fosfaat naar het oppervlaktewater. Hiertoe zijn op vijf locaties proefopstellingen geïnstalleerd waar de kwaliteit van het water dat uit het perceel komt gemeten wordt. De proefopstelling bestaat uit twee 5 m brede bakken, een bufferbak en een referentiebak, die in de sloot grenzend aan het perceel gebouwd zijn. Langs de bufferbak ligt een strook van 5 m die niet bemest wordt; langs de referentiebak wordt op gangbare wijze bemest. Bij de proefopstelling in Loon op Zand is het gemeten debiet dat van het perceel de bakken in komt veel lager dan het theoretisch berekende. Bovendien is er een groot verschil in gemeten debiet tussen de beide bakken. Doel van dit aanvullend onderzoek is: (i) te verklaren waardoor het komt dat het afwaterend oppervlak naar de bakken in Loon op Zand zo klein is; (ii) te beoordelen of de locatiekeus achteraf gezien ongeschikt is of dat deze variatie in dit hydrologisch profieltype ‘e’ gebruikelijk is. Dit onderzoek is beperkt tot de onmiddellijke omgeving van de proefopstelling in Loon op Zand (maximaal 50 m uit de sloot). Hier zijn gedurende enkele maanden grondwaterstanden gemonitoord. De representativiteit van de opstelling is onderzocht met behulp van bestaande datasets afkomstig uit bodem- en grondwaterkarteringen die binnen hydrologisch profieltype ‘e’ vallen. Er worden hiervoor geen extra grondwaterstandmetingen gedaan. Uit de isohypsenbeelden blijkt dat het freatisch grondwatervlak in de proeflocatie Loon op Zand zeer variabel (grillig) is. Deze grilligheid hangt samen met de sterk wisselende begindiepte en dikte van de lössleemlaag zoals die in het proefperceel in Loon op Zand voorkomt. Een dusdanig variabel grondwaterstandsvlak is alleen met een grote onzekerheid of via gedetailleerd meten, nauwkeurig in beeld te brengen. De invloedsafstand van de sloot op het afwateringspatroon is met ca. 15 m geringer dan verwacht. Dit blijkt uit drie verschillende benaderingen. Uit analyse van de meetgegevens van de bakken volgt eveneens een gering afvoerend oppervlak. De gesimuleerde stromingspatronen naar de afwaterende perceelssloot zijn als gevolg van het grillige grondwatervlak ook zeer grillig en zorgen voor een grote ruimtelijke variatie in afvoerpatronen naar de sloot. Door de variatie in afvoerpatronen kunnen afvoerdebieten naar dicht bij elkaar gelegen opvangbakken grote verschillen vertonen. Om de verhouding tussen de ondiepe en diepe afvoer voor andere locaties in profieltype ‘e’ vast te stellen is inzicht in de weerstand van de (kei)leemlaag van groot belang. Veelal is het doorlaatvermogen van het onderliggende watervoerende pakket groot en het doorlaatvermogen van het freatische pakket gering, dit maakt dat de grootte van de c-waarde sterk bepalend is voor de verdeling. Uit de rekenresultaten van het NHI kunnen we concluderen dat deze hydrologische situatie, zoals waargenomen te Loon op Zand, in grote delen van het profieltype ‘e’ voorkomt. Lees verder

Handboek melkveehouderij

2 mei 2011

Het digitale Handboek Melkveehouderij geeft in 13 hoofdstukken informatie over de ontwikkelingen in de moderne melkveehouderij. Behandeld worden: 1. Bodem en water; 2. Bemesting; 3 Grasland en voedergewassen; 4. Agrarisch natuurbeheer; 5. Voederwinning; 6. Veevoeding; 7. Rundveeverbetering; 8. Gezondheid; 9. Melkwinning; 10. Bedrijfsgebouwen; 11. Mechanisatie; 12. Kwaliteitsborgingssystemen; 13. Bedrijfsontwikkeling Lees verder

economics and policy of biogas production : a Vietnamese case study

2 mei 2011

Related Links Bekijk het volledige artikel

Ontwikkelen van een expertsysteem voor het adviseren van het koolstofbeheer in de landbouwbodems

2 mei 2011

Het eerste deel bevat een literatuurstudie over bestaande wetenschappelijke en praktische kennis omtrent de aard, functies en effecten van organische stof in de bodem. Het tweede gedeelte bevat gebiedsspecifieke parametrisering van Roth-C voor de Vlaamse akkerbouw Lees verder

Economische gevolgen van een beperking van de veestapel : quick scan naar winnaars en verliezers

2 mei 2011

Dit rapport geeft een quick scan van de economische gevolgen van een evenwicht op de mestmarkt, waarbij de nationale productie en plaatsing van mest in balans zijn. Een dergelijke evenwicht vergt een forse krimp van de veestapel. Een krimp van de veestapel heeft grote economische gevolgen voor de primaire sector. Er wordt een inschatting gemaakt van de omvang van deze effecten. Ook de effecten op de overige partijen in de keten worden beschreven. Lees verder

Kunstmestvervangers onderzocht: monitoring installaties

2 mei 2011

Onderzoek naar installaties die worden ingezet bij de verwerking van mest Lees verder

Dynamisch precisiebemesten van grasland: test van een concept

2 mei 2011

Verhoging van de benutting van stikstof (N) uit drijfmest en kunstmest is een belangrijk streven binnen de Nederlandse melkveehouderij. Strengere bemestingsnormen maken het moeilijker om grasopbrengst en graskwaliteit te handhaven. Toepassing van precisiebemesting zou mogelijk de Nbenutting kunnen verbeteren. Het doel van precisiebemesting is dat een gewas op ieder tijdstip de gewenste hoeveelheid N en andere nutriënten ter beschikking heeft. Belangrijke factoren bij precisiebemesting zijn plaats en tijd. Plaats is belangrijk vanwege de grote variatie in bodemeigenschappen binnen een perceel. Deze variatie bepaalt in belangrijke mate de groei van een gewas, bijvoorbeeld door plaatsgebonden verschillen in de levering van N en vocht. Tijd is belangrijk vanwege variatie in de tijd van de N-behoefte van een gewas en de N-levering uit de bodem. Lees verder

Verlenging groeiseizoen grasland

2 mei 2011

Verlenging van het groeiseizoen van grasland betekent meer grasgroei in het late najaar, maar ook een vroegere groei in het voorjaar. Bemesting, grassoorten, graslandgebruik en stoppelgewassen bieden hiervoor mogelijkheden. Het graslandgebruik is van invloed op de benutting van het geproduceerde gras in deze perioden Lees verder