Ook bij mestscheiding op het eigen erf en het gebruik hiervan, de eindproducten: dikke en dunne fracties, is een uitgebreide administratie verplicht.
Voor veehouders die mest scheiden voor eigen gebruik op het land of als strooisel voor in de boxen is een verplichte administratie verplicht.
De volgende gegevens moeten bijgehouden worden in de administratie:
- De methode van bewerking of verwerking (hierbij kunt u denken aan: een beschrijving van het proces en de hoeveelheid stikstof en fosfaat wat eventueel tijdens het verwerkingsproces vervluchtigt.);
- De hoeveelheid bewerkte of verwerkte dierlijke meststoffen;
- De hoeveelheid, de aard en de samenstelling van de tezamen met de dierlijke meststoffen bewerkte of verwerkte stoffen; en
- De hoeveelheid en de samenstelling van de eindproducten van de bewerking of verwerking.
Mest wegen en bemonsteren
De mest welke in de installatie verwerkt wordt hoeft niet gewogen, bemonsterd en geanalyseerd te worden en er hoeft ook geen Vervoersbewijs dierlijke meststoffen (VDM) opgemaakt te worden. De mest blijft immers op het landbouwbedrijf. Wanneer mest verplaatst wordt binnen een en hetzelfde landbouwbedrijf is er immers sprake van een intern transport en hoeft er geen VDM opgemaakt te worden en hoeft de mest niet gewogen en bemonsterd te worden.
Loonwerker
Indien de loonwerker of andere verwerker het scheidingsproces uitvoert, blijft de administratie zoals hierboven weergegeven gelden. De administratie mag overgelaten worden aan de loonwerker, maar de eigenaar van de mest, de veehouder, is en blijft verantwoordelijk voor het bijhouden van de gegevens in de administratie.
Mest in de boxen
Ook voor bedrijven die de mest in de boxen als strooisel gebruiken, dienen bovenstaande administratie bij te houden. Als er geen mest van het bedrijf wordt afgevoerd dan mag als uitzondering de dunne fractie, bij terugvloeien in de mestkelder, gerekend worden met de werkingscoëfficiënt van drijfmest, 60% in plaats van de 80 procent die geldt voor dunne fractie. Lees meer >>
Werkingscoëfficiënt
Drijfmest heeft een werkingscoëfficiënt van 45 procent bij beweiding en 60 procent bij geen beweiding. Na scheiding heeft de dunne fractie een werkingscoëfficiënt van 80 procent en moet gescheiden bewaart worden. Bij het mengen van meststoffen geldt de hoogste werkingscoëfficiënt.
In
Voor het gebruik van alle gescheiden mest in de ligboxen geldt een uitzondering, er mag gerekend worden met de oorspronkelijke werkingscoëfficiënt, waarbij vanuit gegaan wordt dat alle mest uiteindelijk weer bij elkaar komt.
Wetgeving
De wetgeving die hieraan aan ter grondslag ligt is vastgelegd in de volgende documenten: