Volgens cijfers van het RIVM bedraagt de zwaveldepositie gemiddeld 8 kg S per ha per jaar. Hierdoor heeft BLGG AgroXpertus heeft haar zwaveladviezen voor grasland én akker- en tuinbouwgewassen aangepast.
Zwavel is één van de belangrijkste nutriënten voor een gewas en onmisbaar voor een goede N-benutting. Een ha gras onttrekt bijvoorbeeld ongeveer 35 – 40 kg S. Aanvoerposten zijn mineralisatie van de bodemvoorraad, meststoffen en depositie. De depositie daalt sinds de jaren 80 van de vorige eeuw.
De depositie verschilt overigens per regio; in het noorden van het land is die met minder dan 5 kg S het laagste. Rond Rotterdam levert de lucht de meeste S.
Voor de meest gewassen geldt dat tijdens het groeiseizoen ongeveer de helft van de jaarlijkse depositie plaats vindt. Van de 8 kg S is dus slechts de helft (4 kg S) beschikbaar voor de plant. Daarmee is de bijdrage van depositie aan de S-behoefte dermate gering dat het merendeel vanuit bodem én bemesting moet worden geleverd.
Veehouders en akkerbouwers zijn voor een zwavelbemesting aan het begin van het groeiseizoen vooral aangewezen op zwavelhoudende kunstmest. De werking van S in drijfmest is voor het betreffende teeltjaar namelijk nihil. Dierlijke mest verhoogt wel de S-voorraad in de bodem, maar de zwavel komt in het jaar van toediening nauwelijks beschikbaar voor het gewas.
Gemiddeld heeft een bodem een zwavelleverend vermogen (SLV) van zo’n 10 tot 15 kg S. Deze hoeveelheid komt vooral in de tweede helft van het groeiseizoen beschikbaar; als de grond voldoende is opgewarmd voor mineralisatie. Daarom is een aanvullende S-gift met name in het voorjaar noodzakelijk.
Om de SLV van een perceel in te schatten gebruikt BLGG AgroXpertus sinds kort de C/S ratio. Hoe lager de C/S-ratio, des te meer S er door mineralisatie beschikbaar komt.