Een betere benutting van nutriënten door grasland verkleint de kans op milieuverontreiniging door uit- en afspoeling. Wanneer grasland dieper en intensiever wortelt, en daardoor de nutriënten beter benut, produceert het gras meer met minder, en de verliezen naar het milieu zijn kleiner. Het is daarom van belang om praktische maatregelen te onderzoeken waarmee graslandbeheerders de beworteling van hun grasland kunnen beïnvloeden. In een veldproef op zandgrond is in 2010 het effect onderzocht van de factoren grassoort (Engels raaigras, Kropaar en Rietzwenkgras) en N-bemesting (200 versus 400 kg N / ha / jaar) op de grasproductie, de N- en P-opbrengst, de beworteling (wortelmassa en wortellengte in vier lagen tussen 0 en 32 cm diepte), en de minerale N-voorraad (0-90 cm) in de herfst. De algemene bevinding was dat Rietzwenkgras en Kropaar goed produceerden bij een lage N-bemesting. Op grond van de N-voorraad metingen in de herfst leek Rietzwenkgras bovendien in staat efficiënt om te kunnen gaan met een hogere N-gift. Dit werd ondersteund door de metingen aan de beworteling.
Related Links