De ui heeft een oppervlakkig wortelstelsel en heeft veel fosfaat nodig om te groeien. Olga Scholten van Wageningen UR heeft nu uien gevonden die beter groeien met weinig fosfaat.
De ui heeft een oppervlakkig wortelstelsel en heeft moeite om voldoende voedingsstoffen uit de bodem te halen. In water opgelost fosfaat lukt wel, maar als het aan bodemdeeltjes is gebonden kan de ui het niet opnemen.
Scholten, werkzaam bij Wageningen UR Plant Breeding, onderzocht met collega’s verschillende uiensoorten: de ui die wij eten (Allium cepa), een stengel-ui uit Azië met een groot wortelstelsel (Allium fistulosum), een andere ui-achtige en kruisingen tussen die soorten. Eerst stopte ze de planten in potten in steriele grond. De ene helft kreeg een theelepeltje mycorrhiza-schimmels, de andere helft niet. Die schimmels halen voor de ui fosfaat uit de bodem, in ruil voor suikers. De planten reageerden verschillend op de mycorrhizaschimmels en die verschillen zijn genetisch bepaald, stelt Scholten in het maartnummer van Theoretical and Applied Genetics.
Daarna zette Scholten genetisch identieke planten van de uiensoorten op veldjes met veel en weinig fosfaat. Ze vond drie typen planten: planten die beter groeien bij een hogere fosfaatgift, planten die niet op extra fosfaat reageren en – verrassing! – exemplaren die net als de stengel-ui beter groeien bij weinig fosfaatbemesting. ‘Die laatste groep lijkt heel efficiënt om te gaan met het fosfaat in de bodem’, zegt Scholten. ‘Dat is een interessante eigenschap.’
Dit jaar gaat ze de veldproef herhalen. Als de resultaten overeenkomen, wil ze het mechanisme achter de goede fosfaatopname proberen te achterhalen. Dan kunnen veredelaars robuuste consumptie-uien kweken die ook goed groeien met een lage fosfaatgift.