Landbouwminister Femke Wiersma (BBB) heeft in een Kamerbrief beschreven hoe zij de mestcrisis wil aanpakken. Om de veestapel en daarmee de mestproductie te verkleinen, moeten boerenbedrijven die buiten familieverband verkocht worden krimpen: 30 procent bij melkvee, 25 procent bij varkenshouderijen en 15 procent bij pluimvee.
Verder werkt minister Wiersma aan een nieuwe, brede vrijwillige opkoopregeling voor boeren die begin 2026 van start moet gaan. Deze nieuwe regeling komt naast bestaande uitkoopregelingen voor grote stikstofuitstoters (‘piekbelasters’) en andere boeren. Daarmee lijkt er geen gedwongen opkoopregeling voor boeren te komen. In tegenstelling tot de kritische houding van haar eigen partij, volgt Wiersma daarmee toch in grote lijnen de plannen van haar voorganger op het Ministerie van Landbouw, Piet Adema. Het plan van Piet Adema, om te komen tot een ‘graslandnorm’, is een ingrijpende hervorming waar minister Wiersma eerst verder onderzoek naar wil doen.
De zogenoemde ‘bufferstroken’ bij kwetsbare natuurgebieden, waar geen mest mag worden uitgereden, worden verkleind van 250 naar 100 meter. Ze verhoogt de zogenoemde ‘stikstofcorrectiefactor’ (van 10,1 naar 14 procent), wat boeren meer mestruimte geeft, en heeft eerder dit jaar het uitrijseizoen voor mest verlengd.
De belangrijkste oplossing voor de mestcrisis ziet minister Wiersma in aanpassing van Europese normen. Wiersma wil de derogatie terug of een andere oplossing, al lijkt de kans daarop niet zo groot: de Europese Commissie is kritisch over de natuur- en milieuvervuiling door de intensieve veehouderij in Nederland. (AgriHolland/NRC)