Melkveehouder Peter Oosterhof uit het Groningse Foxwolde heeft ook dit jaar weer alle drijfmest op zijn bedrijf bovengronds aangewend. Om de effectiviteit hiervan te verantwoorden, laat hij elk voorjaar een mestmonster analyseren. Deze analyse richt zich niet alleen op de gebruikelijke mineralen, maar ook op de organische en ammoniakaal gebonden stikstof. Dit jaar is het monster bovendien beoordeeld op rijping of rotting, als onderdeel van het TOPmest-project van Peter Vanhoof.
In het project TOPmest is de waarde van drijfmestbeoordeeld aan de hand van de handelswaarde van nutriënten, gebaseerd op kunstmestprijzen. Daarnaast is de biologische waarde van mest, zoals de koolstof/stikstof-verhouding, pH, zoutwerking en het emissiepotentieel, meegewogen. De pH van de mest blijkt een belangrijke indicator voor de mestkwaliteit. Mest met een pH hoger dan 7,2 bevat meer pathogenen en kan sneller giftige gassen produceren, zoals waterstofsulfide, blauwzuurgas, koolstofmonoxide en methaan.
De drijfmest die geanalyseerd werd, is hoofdzakelijk geproduceerd door 110 melkkoeien en 50 stuks jongvee tussen november 2023 en maart 2024. In deze periode werd hoofdzakelijk eiwitarm en structuurrijk kuilgras gevoerd. De mest had een gemiddeld stikstofgehalte 2,4 kilo per ton. Dit lage gehalte is te verklaren door het structuurrijk en eiwitarme rantsoen. Dit rantsoen zorgt voor veel organische stof, waarvan circa 50% bestaat uit koolstof en een laag N-gehalte in de mest.
De koolstof/stikstof-verhouding is voor een optimale bacteriewerking nog iets aan de lage kant. De mest had een ammoniakaal stikstofgehalte van 1,2 kilo per ton, wat betekent dat er beperkt kans is op vervluchtiging van ammoniak. De pH van 7,18 zorgt ook voor een beperkte ammoniakemissies, hoewel de algemene emissiepotentie op het bedrijf iets hogere uitviel, wat aangeeft dat de mest nog niet volledig gerijpt is.
Peter Oosterhof scoort een lage NH3-emissie per grootvee-eenheid in de KringloopWijzer en een lage emissie op basis van het mestmonster. Die zelfde lijn zit niet in de 172 mestanalyses die Peter Vanhoof uitvoerde. Wat wel duidelijk wordt, is dat de stikstofefficiëntie van het voer samenhangt met het gehalte ammoniakale stikstof in de mest. Bij een hoge stikstofefficiëntie van het voer, is dat gehalte hoger en dat leidt tot een hogere potentiële emissie en een lagere waarde van de mest. Een lage stikstofefficiëntie in het voer lijkt echter op andere plekken in de kringloop juist tot een lager verlies te leiden. (Verantwoorde Veehouderij/AgriHolland)