De commissie Remkes adviseert in haar rapport ‘Niet alles kan overal’ afscheid te nemen van het gebruik van drijfmest. Allereerst door het niet meer toe te dienen op het land en in een later stadia door te voorkomen dat het ontstaat. Cumela is hier fel op tegen, want dit vergt een miljardeninvestering in de cumelasector en in de veehouderij. Dat schrijft de brancheorganisatie op haar website.
“Een echte omslag is alleen te bereiken met een vraaggestuurde dierlijke mestketen waarin geen sprake is van overschotten, door mestverwerking van overschotten aan banden te leggen en overschotten te beboeten”, zo stelt de commissie. In één zin schetst de commissie een heel andere mestmarkt dan Nederland vandaag de dag kent. Aan de ene kant moet de inzet van kunstmest worden beperkt tot een ‘finale fijnbemesting’, aan de ander kant moet de inzet van drijfmest vervangen worden door de inzet van bewerkte mest. Dit wordt omschreven als zorgvuldig geoogste dierlijke mest en gewasresten.
Om deze omslag in gang te zetten is het nodig om op zoek te gaan naar een nieuw stalsysteem waarin feces en urine apart opgevangen kunnen worden. Ook wijst de commissie op een passende duurzame investeringsregeling voor mestopwerking en transporten van de gescheiden en/of opgewerkte mestfracties.
Investering
Het zijn adviezen met grote gevolgen voor degene in de cumelasector die zich bezighouden met de toediening of transport van mest. “Door de jaren heen heeft de sector, mede door de wetgeving, miljarden geïnvesteerd in transport, opslag en aanwending van drijfmest”, zegt Hans Verkerk, beleidsmedewerker meststoffendistributie bij Cumela. “Afscheid nemen van drijfmest houdt dan ook in dat er een miljardeninvestering nodig is om de sector aan te passen op de nieuwe situatie.” Dat is de reden dat Cumela hier fel tegen is. “Op dit onderdeel doen we dan ook afstand van het advies van Remkes.”
“Bovendien adviseert de commissie Remkes om een pad op te gaan, waarvan er nog vrijwel geen bewijs is dat dit uiteindelijk in het totale bedrijfs- en ketenverband leidt tot een vermindering van de stikstofuitstoot,” zo geeft Verkerk aan. Hij vervolgt: “Er zijn alleen nog maar experimenten waarbij mest en urine van de dieren zo goed gescheiden worden opgevangen, dat in de urine de omzetting van ureum naar ammoniak niet start. Wel duidelijk is dat de sturing van het vrijkomen van de organisch gebonden stikstof in de vaste mest slecht mogelijk is, waardoor de meststoffen die uit de vaste mest beschikbaar komen niet goed passen bij de behoefte van de gewassen in de tijd. Uiteindelijk leidt dit mogelijk tot grotere verliezen.”
“Er zijn andere manieren om het doel te bereiken en onze sector kan daarbij helpen”, vervolgt Verkerk. “Onze leden bezitten heel veel kennis over ammoniak en meer algemeen mest, daarom zouden we graag hier met de minister over in gesprek gaan.”
Doordat landbouwminister Schouten al op 24 april haar stikstofplannen naar de Kamer stuurde en die eerst wil laten toetsen door de Raad van State heeft het advies op korte termijn nog geen effect. “Maar het kan wel consequenties hebben voor de aangekondigde herziening van het mestbeleid”, zegt Verkerk. “En dan kunnen de gevolgen voor een deel van de cumelasector dramatisch zijn. Ook onze sector zal dan ruimhartig gecompenseerd moeten worden.”