De Vlaamse Mestbank vraagt landbouwers om heel terughoudend om te gaan met een eventuele bemesting voor een nateelt of vanggewas. Landbouwers die getroffen zijn door een lagere gewasopbrengst, of in het extreme geval een mislukte teelt, moeten er rekening mee houden dat er nog veel nitraat aanwezig kan zijn in de bodem. Het is dan veelal niet nodig om de nateelt of het vanggewas nog bijkomend te bemesten, aangezien die gewassen het nog beschikbare nitraat in de bodem kunnen benutten.
Door de verminderde gewasopbrengst is er minder stikstof opgenomen tijdens het groeiseizoen en kan er daardoor nog veel nitraat aanwezig zijn in de bodem. De getroffen landbouwers doen er daarom goed aan om een vanggewas (of andere nateelt) in te zaaien. Zo kan het beschikbare nitraat opgenomen worden door de planten en wordt het niet uitgespoeld naar het grond- en oppervlaktewater. Bijkomende bemesting is in die omstandigheden veelal niet nodig. Het is wel belangrijk om het vanggewas tijdig in te zaaien, zodat het voldoende tijd heeft om zich te ontwikkelen.
Het Coördinatiecentrum Voorlichting en Begeleiding duurzame Bemesting (CVBB) raadt aan om na de teelt van aardappelen en groenten de groenbedekker niet te bemesten omdat die teelten in de meeste gevallen een rijke bodem nalaten na de oogst. Voor een goede ontwikkeling en dus stikstofopname, kan een beperkte startbemesting van de groenbedekker nuttig zijn. Dit rijmt met de bevindingen van recente onderzoeken die aantonen dat in goede omstandigheden, een beperkte bemesting van het vanggewas geen verhoogd uitspoelingsrisico en nitraatresidu teweegbrengt.