Een legpluimveehouder in Asten mag een mestverbrandingsinstallatie bouwen op het eigen erf. De geurhinder van de installatie blijft onder de maximum grenswaarde. Dat heeft de rechtbank Oost-Brabant op bepaald. Dat meldt AgriHolland.
De pluimveehouder diende in 2012 een aanvraag in bij de gemeente Asten om het bedrijf uit te breiden tot 100.000 legkippen. Tegelijk met deze uitbreiding werd toestemming gevraagd voor het bouwen van een installatie voor het verbranden van mest op het eigen erf. Enkele omwonenden vreesden stankoverlast en dienden een bezwaar in, waarna de gemeente Asten geen vergunning verleende voor de mestverbrandingsinstallatie. De gemeente hanteerde een strenge wegingsfactor voor de geuremissie omdat onvoldoende duidelijk was hoe veel zo’n installatie stinkt. De eigenaresse van de boerderij stapte vervolgens naar de rechtbank. Volgens haar mocht een soepelere wegingsfactor worden gebruikt. Daarbij baseerde het bedrijf zich op een rapport van een ingenieursbureau gespecialiseerd in geurmeting.
Om het geschil op te lossen schakelde de rechtbank de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak in om zelf de wegingsfactor te bepalen. De StAB heeft een wegingsfactor bepaald die hoger is dan die van de gemeente en lager dan die van de pluimveehouderij. De rechtbank volgt het rapport van de StAB. Met de nieuwe wegingsfactor kon worden vastgesteld dat wordt voldaan aan de provinciale grenswaarde voor geuremissie. Daarom is het beroep van de kippenfarm gegrond. Wel wordt de provinciale richtwaarde bij een woning in de buurt net overschreden. De gemeente zal in een nieuw besluit moeten beslissen of ze dit acceptabel vindt. (AgriHolland)