Meer water bij de mest, meer energie en minder eiwit in het rantsoen, zijn de twee belangrijkste maatregelen om ammoniak te reduceren. Dat meldt Verantwoorde Veehouderij. Meer energie en minder eiwit zorgt voor minder (primaire) productie van N en daarmee minder NH3.
Meer water bij de mest zorgt voor lagere emissie van aanwezige NH3 bij opslag en aanwending. Zo vatten deelnemers van het praktijknetwerk ‘Waarheen ammoniak op het Veen’, groep ‘Grotere bedrijven’, het traject van afgelopen twee jaar samen.
Aan de hand van ingevulde KringloopWijzers van een grote groep weidende melkveebedrijven is een analyse besproken in dit praktijknetwerk Hieruit blijkt dat tot 1000 uur weidegang er geen verband is tussen weidegang en mineralenbenutting/excretie per ton melk. Eigenlijk doen weidebedrijven het zelfs wat beter. Ook boven de 1000 uur blijkt het management veel belangrijker dan het wel of niet weiden en aantal uren weidegang. Voor deelnemers was dit nieuw en erg nuttig, omdat deze bovengemiddeld grote bedrijven vaak nadenken welke mate van weidegang het beste bij hun bedrijf past.
Voor de uitkomst van de KringloopWijzer is het van groot belang wat voor kuilen je aanlegt. En wat je vervolgens als gemiddeld rantsoen gaat voeren. Grofweg zijn de vuistregels voor een goede efficiƫntie als resultaat van KringloopWijzer, 160 gram ruw eiwit gemiddeld in het rantsoen en niet boven de 4 gram P per kilogram droge stof. Dat is vooral een kwestie van goede kuilen aanleggen en een goede rantsoensamenstelling maken. Scherper voeren met een gemiddeld ruw eiwit rond of onder de 160 gram per kilogram droge stof is uiteindelijk ook goed om minder excretie en lagere kans op NH3 emissie te realiseren per ton melk. Zo versterken beide uitkomsten elkaar.