Volgens de gebruiksnormen van 2015 produceerde 80% van de melkveebedrijven meer dierlijke mest dan op eigen grond mag worden aangewend. Van de hokdierbedrijven heeft 98% een overproductie. In 2015 is het aantal melkveebedrijven met een mestoverschot toegenomen door zowel een hogere stikstof- en fosfaatproductie in de mest als aanscherping van de gebruiksnormen. Dat schrijft het Compendium voor de Leefomgeving.
De gebruiksnormen voor dierlijke mest, die in 2006 in de plaats zijn gekomen van het Mineralenafgiftesysteem (MINAS), leiden tot grotere mestoverschotten op bedrijfsniveau. Ook de grondgebonden veehouderij, zoals de melkveehouderij, krijgt door geleidelijke aanscherping van de gebruiksnormen vaker te maken met overproductie waardoor zij mest moet afvoeren.
Het gebruiksnormenstelsel stelt conform de Europese Nitraatrichtlijn eisen aan de hoeveelheid te gebruiken stikstof uit dierlijke mest per hectare landbouwgrond. Volgens de Nitraatrichtlijn mag 170 kilo stikstof uit dierlijke mest worden gebruikt per hectare. De Europese Commissie staat Nederland verruiming van deze norm toe tot een bemestingsniveau van 250 kilo stikstof per hectare. De hogere bemestingsnorm geldt alleen bij het gebruik van graasdiermest. Daarnaast moet het bedrijfsareaal tot en met 2013 voor minstens 70% en vanaf 2014 voor minstens 80% bestaat uit grasland. De derogatie voor zand- en lösspercelen in de provincies Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord-Brabant en Limburg is vanaf 2014 beperkt tot 230 kilo stikstof per hectare.
Bij het vaststellen van de hoeveelheid stikstof in geproduceerde mest wordt de uitscheiding van stikstof verminderd met gasvormige verliezen in stallen en mestopslagen. In de praktijk mogen boeren hierbij uitgaan van zgn. forfaitaire waarden die over het algemeen hoger zijn dan de factoren die bij emissieberekeningen worden toegepast. De hoeveelheid stikstof in de mest is hierdoor kleiner waardoor zij minder mest van het bedrijf hoeven af te voeren. Het Compendium voor de Leefomgeving gaat bij de bepaling van de overproductie niet uit van de forfaitaire waarden maar van de (lagere) emissiefactoren. (AgriHolland)