Derogatie: alles op een rij

Voor een gezond gewas en een goede opbrengst is voldoende bemesting van groot belang. Dit mag echter, zoals bekend, niet onbeperkt. Meststoffen die niet door gewassen worden opgenomen, komen terecht in de bodem en in het water. Dat belast het milieu. Om die reden is er in Europa mestwetgeving van kracht. Boeren moeten zich houden aan de maximale hoeveelheid stikstof en fosfaat die gebruikt mag worden voor landbouwgrond. De gebruiksnorm voor dierlijke mest geeft aan hoeveel dierlijke mest u in een jaar per hectare landbouwgrond mag gebruiken. De gebruiksnorm is 170 kilo stikstof uit rundveedrijfmest per hectare landbouwgrond. Als een veehouder meedoet aan de derogatieregeling en voldoet aan de voorwaarden, mag 250 kilo of 230 (centraal en zuidelijk zand en löss) kilo stikstof uit rundveedrijfmest per hectare grasland en bouwland gebruikt worden. Afhankelijk van het gewas mag aanvullend een bepaalde hoeveelheid stikstof uit kunstmest worden aangewend. BLGG AgroXpertus heeft de regels voor derogatie op een rij gezet.

Voorwaarden derogatieregeling

Bij gebruik van minstens 80% van het totale grondoppervlakte als grasland is het voor veehouders mogelijk om derogatie aan te vragen. Daarbij is verder het volgende van belang:

  • Er mag geen fosfaatkunstmest gebruikt worden
  • Aanmelden voor derogatie: tot 1 februari 2015.
  • Datum monstername: tot 1 februari 2015.
  • De gegevens uit het monster zijn geldig tot 4 jaar na monstername. Het monster is dus geldig als de datum van monstername op de peildatum (1 februari) niet ouder is dan 4 jaar.

Voorbeeld: als een monster van een perceel op 25 januari 2015 is genomen, dan moet er voor dat perceel voor 1 februari 2019 weer een nieuw monster genomen worden om in 2019 derogatie aan te  kunnen vragen.

Bestaande monsters gebruiken

Veehouders die bestaande grondonderzoeken willen gebruiken voor derogatie en/of Flex-P moeten rekening houden met de volgende zaken:

  • Voor derogatie in 2015 zijn monsters nodig die genomen zijn ná 1 februari 2011.
  • Voor Flex-P (flexibele gebruiksnormen fosfaat/regeling fosfaatdifferentiatie) in 2015 zijn monsters nodig die genomen zijn na 15 mei 2011.
  • Monsters genomen tussen 1 februari 2011 en 15 mei 2011 zijn in 2015 dus wel geldig voor derogatie, maar niet voor de fosfaatdifferentiatie.
  • Bemonsterde oppervlakte moet met GPS-coördinaten zijn vastgelegd. Deze regel is vanaf 1 januari 2010 ingevoerd. Dit betekent dat sinds 2014 alle monsters voorzien moeten zijn van GPS-plaatjes.
  • Voor de fosfaatdifferentiatie wordt er gerekend met de fosfaattoestand van percelen die bij Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) geregistreerd staan. Dat betekent dat de veehouder per gewasperceel de fosfaattoestand moet opgeven, in ieder geval als deze lager is dan de toestand hoog. Als de veehouder van een gewasperceel meerdere monsters heeft, moet het gewogen gemiddelde opgegeven worden.

Bemonstering

Als bij bemonstering de huismethode van BLGG AgroXpertus wordt toegepast, moet per 5 ha 1 monster worden genomen. Op een perceel van bijvoorbeeld 12 ha zijn dus 3 monsters nodig.

Bij gestratificeerde monstername geldt geen maximum aan de oppervlakte per monster. Bij percelen groter dan 5 ha is de uitslag van een gestratificeerd monster echter niet geschikt voor landbouwkundig gebruik. Daarvoor is de monstername te grofmazig.

Om voor fosfaatreparatie in aanmerking te komen (120 kg/ha) is een gestratificeerde monstername verplicht. De verhoogde norm geldt voor PAL <16 of Pw <25.

Samenvoegen van percelen

Mag alleen als:

  • Percelen aangrenzend zijn
  • Slechts gescheiden door onverhard (kavel)pad of landbouwsloot
  • Als twee percelen slechts deels doorsneden zijn door een kavelpad is het 1 perceel.
  • Afzonderlijke percelen niet groter zijn dan 2,5 ha, en de samengevoegde percelen samen niet groter zijn dan 5 ha.
Meer over: Nieuws | Uitrijden
Ontvang maandelijks nieuws van mestportaal.nl
E-mail: