Bij het bovengronds uitrijden van mest is de grasopbrengst hoger dan bij het gebruik van andere bemestingssystemen. Dat blijkt uit een praktijkproef bij Surhuisterveen. De verschillen zijn niet heel groot. Daarom willen de vereniging Noardlike Fryske Wâlden (NFW) en de Nederlandse Melkveehouders Vakbond (NMV) de proef volgend jaar herhalen in samenwerking met de Dairy Campus.
Het uitsproeien van mest met een giertank en ketsplaat leverde bij de afgeronde proef niet alleen meer gras op, het was ook groener dan in de stroken gras die bemest waren via injecteren en het besproeien met water. Bovendien hebben de leden van de themagroep Landbouw Milieu en Water van de NFW bij het bovengronds uitrijden de minste mest teruggevonden op de bodem.
Op het grasland van maatschap Bloemhoff-Bergsma in Surhuisterveen zijn met vier verschillende bemestingssystemen stroken gras bewerkt. Naast de conventionele giertank waren dat de mestinjecteur, de duospray- en de triplespray-machine. De beide laatste machines sproeien water over de drijfmest om het vervluchtigen van ammoniak tegen te gaan. Uit metingen van de grashoogte op twee verschillende dagen bleek dat het verschil tussen de vier proefvelden gering is. Toch leverde de methode van het bovengronds uitrijden het langste gras op. Op 29 juli is een strook gemaaid en gewogen. De methode van het bovengronds uitrijden van mest leverde omgerekend 2.595 kilo droge stof per hectare op, zo´n 20% meer dan de andere stroken.
Met de praktijkproef willen de NFW en NMV aantonen dat er goede alternatieven zijn voor mestinjectie. Veel boeren zijn namelijk ervan overtuigd dat het injecteren niet goed is voor de bodem en het bodemleven. Volgend jaar wordt de proef herhaald waarbij de meetresultaten ook een wetenschappelijke onderbouwing krijgen. (AgriHolland)