Het scheuren en herinzaai van grasland in het voorjaar (tot 1 juli) leidde gemiddeld niet een hoger risico op nitraatuitspoeling ten opzichte van niet-gescheurd, blijkt uit onderzoek van Alterra van vier proeven op zandgrond in 2010 en 2011.
Het risico op uitspoeling wordt in sterke mate bepaald door de N-opname van het nieuw ingezaaide grasland en dus door de omstandigheden bij herinzaai. Oorspronkelijk was de grens tot wanneer grasland gescheurd mag worden gelegd op 10 mei (deels om pragmatische redenen; de
perceelregistratie). Vanaf 1 januari 2010 is de einddatum gelegd op 31 mei, mits melkveebedrijven aansluitend opnieuw gras telen. Het wordt verwacht dat een iets later tijdstip van scheuren in het voorjaar (eind juni in
plaats van eind mei) niet leidt tot een duidelijk hoger risico op nitraatuitspoeling. Het nog later scheuren van grasland (periode juli-september) zal het risico op uitspoeling verhogen, omdat de bodemtemperatuur dan hoog is (hoge N-mineralisatie) en de periode waarop het ingezaaide gras de vrijgekomen N kan opnemen kort
is. Voor de landbouwsector zou verruiming van de periode van het scheuren van grasland tot 1 juli beter
passen in hun bedrijfsvoering en het mogelijk maken om nog één of twee sneden te oogsten voordat er wordt gescheurd.