Voor al het vervoer van dierlijke mest gelden voorschriften, ook voor paardenmest, al gelden hier enkele uitzonderingen.
De regels staan in de brochure Mestbeleid 2006: meststoffen vervoeren:
- Alleen intermediaire ondernemingen die bij Dienst Regelingen (DR) geregistreerd staan mogen dierlijke meststoffen vervoeren.
- Tijdens het vervoer van dierlijke mest moet altijd een Vervoersbewijs dierlijke meststoffen (VDM) aanwezig zijn. Dit VDM wordt door de leverancier (bijv. paardenhouder), vervoerder en afnemer ingevuld. U houdt hiervan een afschrift op uw bedrijf. De vervoerder moet dit VDM insturen naar Dienst Regelingen.
- De intermediaire onderneming weegt de mest om de hoeveelheid aan- en afgevoerde mest te bepalen en neemt een monster om in het laboratorium te laten analyseren.
- Administratie. U neemt in uw administratie op hoeveel mineralen zijn afgevoerd en u bewaart een afschrift van een Vervoersbewijs.
Uitzonderingen
Er zijn uitzonderingen waarbij u het vervoer van dierlijke mest niet hoeft te wegen, bemonsteren of analyseren of te laten vervoeren door een geregistreerde onderneming. U heeft wél een vervoersbewijs nodig maar u kunt op basis van vastgestelde forfaits werken.
Voorbeelden van uitzonderingen zijn:
- Afvoer van paardenmest aan substraatproducenten voor de teelt van champignons.
- Boer-boer transport.
Afvoer naar boeren in de nabije omgeving mag onder de volgende voorwaarden ook forfaitair gebeuren:
- De afstand tussen productie en lossing van de mest is hemelsbreed niet meer dan tien km.
- Het afvoerende bedrijf kan ten minste 85% van de dierlijke mestproductie (uitgedrukt in kilo’s fosfaat) op het eigen bedrijf verwerken.
- Het bedrijf mag maximaal 15% van de geproduceerde mest (in kilo’s fosfaat) afvoeren zonder wegen, bemonsteren en analyseren.
- De mest gaat rechtstreeks (zonder tussenopslag) geleverd naar de afnemer. Zowel de leverancier als de afnemer is een landbouwbedrijf.