Bleker vindt het niet wenselijk dat er hogere (of lagere) bedrijfsspecifieke excretienormen mogelijk zijn indien de kwaliteit van het oppervlaktewater dat toelaat. Een verfijning van het meetnet is dan ook niet nodig, aldus de staatssecretaris.
Het mineralenmanagement van een ondernemer is van invloed op de kwaliteit van het oppervlaktewater. Er zijn echter ook factoren die buiten de invloedsfeer van de ondernemer liggen. Factoren die invloed hebben zijn onder andere grondsoort, grondwaterstand en fluctuaties in deze stand, grondwaterstromingen, de aanwezigheid van kwel, weersomstandigheden, gewas, het soort meststoffen, de wijze van toediening (ondermeer beweiding van melkvee) en de momenten waarop meststoffen worden toegediend. Daarnaast is de kwaliteit van het oppervlaktewater ook afhankelijk van andere ondernemers die afwateren op hetzelfde waterlichaam.
Monitoring van de kwaliteit van het oppervlaktewater heeft tot doel de effectiviteit van het gevoerde mestbeleid te toetsen. Aan de hand van monitoringsgegevens kan vastgesteld worden of op gebieds-, regio- of nationaal niveau de belasting van het oppervlaktewater een neerwaartse trend vertoont. Mineralenmanagement op bedrijfsniveau is van belang, maar de invloed van het genoemde complex aan factoren maakt dat de kwaliteit van het oppervlaktewater in een bepaald gebied niet goed te relateren is aan het handelen van elke ondernemer als individu. Dit maakt dat het niet wenselijk is om individuele ondernemers af te rekenen – te belonen of te bestraffen – op basis van gegevens die voor dit doel niet geschikt zijn.
Lees hier de complete brief.