Voor het project ‘Monitoring Stroomgebieden’ is een inventarisatie naar het mestgebruik in de vier pilotgebieden uitgevoerd. Het geïnventariseerde mestgebruik in de vier gebieden is vertaald naar invoer voor het modelsysteem welke in Fase 3 is gebruikt. Met behulp van het modelsysteem zijn de effecten van de regionale mestgiften en bemestingstijdstippen op de uitspoeling van nutriënten naar het oppervlaktewater onderzocht. Voor de gebieden Drentse Aa, Schuitenbeek en Krimpenerwaard varieert de wijziging in de stikstofuitspoeling tussen de -11% en +22% als gevolg van de aanpassing van de stikstofbemesting en voor fosfor tussen de +1% en -20%. Voor het gebied Quarles van Ufford is het effect minder groot omdat voor dit gebied alleen het mestgebruik voor het landgebruik fruitteelt is bijgesteld. Het aanpassen van de bemestingstijdstippen heeft een minder groot effect op de uitspoeling. In één situatie in de Krimpenerwaard leidt het aanpassen van de bemestingstijdstippen tot een verhoogde uitspoeling van stikstof (+20%). Deze verhoogde uitspoeling was terug te leiden tot één mestgift in het vroege voorjaar in een periode van intensieve neerslag. Het later geven van deze mestgift leidt tot een vermindering van de uitspoeling (-6%). Uit de gebiedsinventarisatie blijkt dat in de Drentse Aa het bodemoverschot groter is dan in de Schuitenbeek. Toch leidt een hoger bodemoverschot in de Drentse Aa niet tot een verslechtering van de waterkwaliteit. Wel bestaan er risico’s voor de waterkwaliteit in de (nabije) toekomst. Zo zal er door klimaateffecten (meer neerslag) of hydrologische maatregelen (vasthouden van water) meer nutriënten kunnen uitspoelen naar het oppervlaktewater.
Related Links