De landbouw is een belangrijke bron voor ammoniak- (NH3), geur- en overige broeikasgasemissies (CH4 en N2O) in Nederland. Ongeveer 80% van de totale NH3 uitstoot uit de landbouw is afkomstig vanuit bronnen uit stallen en bij het aanwenden van mest. Deze twee bronnen spelen ook een belangrijke rol voor geurhinder in Nederland. De landbouw is verantwoordelijk voor ongeveer 8% van alle broeikasgasemissies in Nederland. De doelstelling van dit onderzoek was de emissies van NH3, geur en broeikasgassen bij toediening van vergiste mest en van gangbare (onvergiste) mest met elkaar te vergelijken. Er zijn drie experimenten uitgevoerd. Per experiment werden twee proefvelden (diameter<50 m) met een zodenbemester aangelegd: in één proefveld werd vergiste mest toegediend, in het andere proefveld werd “gangbare” (onvergiste) drijfmest uitgereden. Ondanks de duidelijke geurbeleving tijdens de metingen bleek dit niet te resulteren in aanzienlijke (hoge) geurconcentraties na bemonstering ter plaatse en analyse in het geurlaboratorium door een geurpanel. Het geurniveau in experiment 2 was hoger dan in experiment 3. Echter waren bij beide experimenten de concentraties gemeten vanaf de proefvelden vergelijkbaar met de achtergrondconcentraties. In dit onderzoek werd een hogere NH3-emissie gemeten na toediening van vergiste mest t.o.v. van gangbare mest. Voor geur en broeikasgassen werd geen eenduidige effect van vergisting op de emissies bij mesttoediening gevonden. Zowel de samenstelling van de mest die de vergister in gaat als het vergistingproces variëren. Gehalten van drogestof en ammonium in de mest en pH van de mest variëren daardoor ook op het moment van toediening. Ook de weerscondities op het moment van toediening en daarna variëren. Een grootschalige meetcampagne is vereist om het gemiddelde effect van vergisting naast de effecten van alle andere variatiebronnen te kwantificeren
Related Links